Belgiens Politik in der EU

Diese Rubrik gibt einen Überblick über die Politik Belgiens innerhalb der Europäischen Union.
  1. Zuletzt aktualisiert am
Image
Foto van een tractor op een veld

© Shutterstock

Landbouw


De belangrijkste elementen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) zijn de rechtstreekse betalingen als inkomenssteun voor landbouwers, de gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en de ontwikkeling van de plattelandsgebieden in de Europese Unie.

 
Doelstellingen voor België


Een van de specifieke kenmerken van de Belgische landbouw zijn periurbane landbouwgebieden. In ons land, dat een hoge bevolkingsdichtheid kent, komt het gebruik van gronden voor landbouwdoeleinden meer en meer onder druk te staan door wegeninfrastructuur en woon- en industriegebied, zelfs op het platteland. Het gevolg daarvan is een opwaartse druk op de grondprijzen die vooral jonge startende landbouwers moeilijk kunnen opbrengen. Ze moeten ook belangrijke investeringen doen in hun bedrijf. Bovendien ligt het inkomen in de landbouwsector lager dan in andere sectoren en zijn de werkomstandigheden (vele werkuren, zwaar werk …) ongunstiger, wat het beroep weinig aantrekkelijk kan maken. Daarom is de financiële steun die in België in het kader van het GLB wordt verleend vooral bedoeld voor investeringen in landbouwbedrijven en de vestiging van jonge landbouwers.

Het afgelopen decennium stond in het teken van een ‘vergroening’ van de landbouw. Het GLB verplichtte landbouwers om milieuvriendelijke landbouwmethoden toe te passen en bij te dragen aan de strijd tegen de klimaatopwarming, overeenkomstig de ambities van de Europese strategie ter zake (Green Deal, langetermijnstrategie voor een koolstofneutrale UE tegen 2050). Om volledig in aanmerking te komen voor de financiële steun van het GLB moeten landbouwers milieudiensten leveren. Zo moet in elk bedrijf of elke groep van landbouwbedrijven bijvoorbeeld voor een ecologisch aandachtsgebied worden gezorgd en moet de verplichting inzake gewasdiversificatie worden nageleefd. In België zijn er ook alternatieve mogelijkheden zoals bodemvegetatie, uitgestrekt grasland, culturen met een positieve bijdrage aan de eco-efficiëntie, agrobosbouw, mechanische onkruidbestrijdingsmethoden of de rechtstreekse inzaai.

Een ander belangrijk element van het GLB is de gemeenschappelijke organisatie van de landbouwmarkten. Het belang van een competitieve en performante voedselproductieketen wordt daarbij geconcretiseerd. België pleit voor een sterkere onderhandelingspositie van de landbouwers in de voedselproductieketen via de oprichting van producentenorganisaties en interprofessionele organisaties in alle landbouwsectoren. Binnen de voedingsmiddelensector moeten de producenten over echte onderhandelingsmacht beschikken. België is er absoluut voorstander van dat die organisaties voor hun leden collectief kunnen onderhandelen over prijzen en hoeveelheden.

Eind 2018 werd binnen de Europese Unie overeenstemming bereikt over een richtlijn ter bestrijding van oneerlijke handelspraktijken, een van de belangrijkste oorzaken van het verstoorde evenwicht in de voedselketen. 100% van de landbouwers en 97% van de landbouwbedrijven vallen onder de richtlijn en kunnen zo worden beschermd. Mettertijd heeft het GLB voor een vangnet gezorgd: een geheel van mechanismen om marktverstoringen en de toenemende volatiliteit van de inkomens van landbouwers tegen te gaan die ontstaan is door aanzienlijke prijsschommelingen op de interne en externe markten. In dat verband wijst België regelmatig met klem op de noodzaak om te beschikken over aanbod- en risicoregulerende instrumenten waarmee crisismaatregelen en maatregelen voor de marktregulering snel en soepel in werking kunnen worden gesteld.

Een ander onderdeel van het GLB is het programma voor ‘Fruit en groenten, melk en zuivelproducten op school‘ waarmee de Europese Unie de aankoop en de kosteloze verdeling van verse groenten en fruit en zuivelproducten voor schoolkinderen medefinanciert. Voor België is dat een belangrijk instrument om kinderen te informeren over en bewust te maken van het belang van landbouw(producten) en gezonde voedingsgewoonten. In de Belgische scholen is het programma ‘Fruit en groenten, melk en zuivelproducten op school’ met succes toegepast. Het budget dat de Europese Unie elk schooljaar ter beschikking stelt van België bedraagt ongeveer 1.800.000 euro en 420.000 Belgische schoolkinderen (37%) komen daarvoor in aanmerking.

Het GLB voor de periode 2023-2027 heeft een nieuw beheermodel ingesteld en geeft meer verantwoordelijkheden aan de lidstaten die hun eigen strategische plannen zullen uitwerken. België pleit voor een GLB dat in ruimere mate bijdraagt aan de milieu- en klimaatdoelstellingen van de EU. Het GLB zal ook economische aspecten integreren, zoals crisisbeheerinstrumenten en de verbetering van de positie van landbouwers in de voedselproductieketen, evenals sociale aspecten zoals de generatievernieuwing in de landbouwsector en een grotere aantrekkelijkheid van het platteland. In het algemeen kan worden gesteld dat dierenwelzijn een grotere rol krijgt toebedeeld in het EU-landbouwbeleid.

In de ‘Green Deal’ staat ook een ‘Van-Boer-tot-Bord-strategie’ (Farm to Fork). Die strategie bepaalt de noodzakelijke maatregelen om de overgang te maken naar efficiëntere systemen voor de productie van gezonde voedingsproducten. Die systemen zijn aangepast aan de klimaatverandering en stellen een fatsoenlijke levensstandaard voor de landbouwers en vissers van de EU veilig. Tot slot is bij de crisis door de uitbraak van COVID-19 en de oorlog in Oekraïne gebleken hoe belangrijk de landbouw is op strategisch niveau. België benadrukt regelmatig dat dankzij de landbouw eten op tafel komt.

Solidariteit en een geïntegreerd EU-beleid zijn meer dan ooit essentieel om alle stappen van de voedselketen te waarborgen.

 

Visserij


Het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) is gericht op de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen, zoals vissoorten en schaal- en schelpdieren, en op het beheer van de visserijvloot van de Europese Unie. Het doel van het GVB is ook de milieuduurzaamheid op lange termijn in de visserij- en aquacultuuractiviteiten te waarborgen en te zorgen voor positieve economische en sociale effecten voor vissers en kustgemeenschappen.

Toch is er voor bepaalde vissoorten sprake van overbevissing: niet alleen het visbestand, maar ook de productiviteit heeft dan te lijden onder de visserijactiviteit. Daarom legt het GVB vangstbeperkingen op om het visbestand op lange termijn in stand te houden. Verder legt het GVB vast in welke gebieden de visserij verboden is om jonge vis en paaivis te beschermen en bepaalt het de normen voor vistuig en de minimumgrootte van gevangen vis.

Het is de Raad van de Europese Unie die, op grond van wetenschappelijke adviezen, de vangstmogelijkheden vastlegt evenals de totaal toegestane vangsten (TAC’s), naargelang de toestand en de productiviteit van de visbestanden. De TAC’s worden vervolgens tussen EU-landen gedeeld op basis van nationale quota.

 
Doelstellingen voor België


Overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 1994 tussen de federale overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten is het Vlaamse Gewest exclusief bevoegd voor zeevisserij. In het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest worden alleen recreatieve visserij en zoetwatervisteelt (vooral forel) beoefend.

De Belgische vloot werd de afgelopen jaren sterk verkleind om de capaciteit (motorvermogen en tonnage) aan te passen aan de vangstmogelijkheden en de rentabiliteit van de sector te verbeteren. Deze dalende trend past in het Europese streven naar een afbouw van de capaciteit van de EU-vloot met het oog op een duurzaam beheer van de visbestanden. Eind 2022 bestaat de Belgische zeevisserijvloot uit 64 commerciële vaartuigen die meestal boomkorren gebruiken die geschikt zijn voor de vangst van platvis (tong, schol …). Uitgedrukt in marktwaarde is tong goed voor iets minder dan 50% van de totale aanvoer van de Belgische vloot. Verder bestaat de aanvoer uit schol, inktvis, schaal- en schelpdieren, en ook garnalen en sint-jakobsschelpen. De aanvoer van kabeljauw is drastisch afgenomen.

De Noordzee is nog steeds de belangrijkste visgrond voor de Belgische visserij, daarna volgen het Oostelijk Kanaal en de Keltische Zee. Andere visgronden zijn het Bristol-Kanaal, de Ierse Zee, het Westelijk Kanaal en de Golf van Biskaje.

Met de hervorming van het GVB in 2014 zijn maximale vangstniveaus vastgelegd waarmee de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan worden gehaald en die tussen 2015 en 2020 werden bereikt voor alle vissoorten. Te veel vissen is niet duurzaam, te weinig vissen is niet rendabel. De MDO is het beste instrument om de visserij zowel duurzaam als rendabel te maken.

Een andere verworvenheid van de hervorming van het GVB is de geleidelijke afschaffing van de teruggooi in zee, die erin bestaat ongewenste bijvangsten overboord te gooien. Het verbod op teruggooi gaat samen met de invoering van de aanlandingsverplichting van de gevangen vis. Ongeveer 25% van de gevangen vis wordt immers teruggegooid, maar hun overlevingskans is na de teruggooi zeer klein. Bijvangsten kunnen bestaan uit te kleine vissen of uit soorten waarvan de vangst verboden is of waarvoor vangstbeperkingen gelden. Om die verspilling tegen te gaan moet alle gevangen vis aan land worden gebracht, behalve wanneer het soorten betreft waarvan de vangst is verboden en soorten die worden gekenmerkt door een hoge overlevingskans na de teruggooi. Sinds 2019 geldt er een algemene aanlandingsverplichting. Op basis van de vaststelling dat een bepaald percentage teruggooi onvermijdelijk is, is België er voorstander van dat er selectievere vistuigen worden ontwikkeld en dat er vistechnieken worden toegepast waarbij teruggooi zoveel mogelijk beperkt blijft.

Daarenboven heeft België recht op een deel van de middelen uit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij om jonge reders en aquacultuurproducenten te helpen en de toepassing van alternatieve en milieuvriendelijke vistechnieken te stimuleren.

Tussen 2021 en 2027 wordt in totaal 6,1 miljard euro toegewezen aan duurzame visserij en de bescherming van vissersgemeenschappen.

In het algemeen heeft het GVB vruchten afgeworpen en zijn de duurzame visbestanden toegenomen. Onlangs riepen de Brexit en de COVID-19-pandemie op sociaaleconomisch gebied echter veel onzekerheid op. Ze kunnen ook de algemene duurzaamheid van de sector verstoren.

Voor België is het cruciaal dat de afspraken met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen correct worden nageleefd en dat er geen eenzijdige maatregelen worden getroffen die het gebruik van vangstmogelijkheden belemmeren. Ons land volgt in dit verband de werkzaamheden van het gespecialiseerd visserijcomité onder het handels- en samenwerkingsakkoord met UK (TCA) van nabij op

Op internationaal niveau steunt België het engagement van de Europese Unie om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te bestrijden. IOO-visserij vormt een ernstige bedreiging voor de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in oceanen en zeeën overal ter wereld en heeft op sociaal en economisch gebied ook ernstige nadelige gevolgen voor vissers die zich wel aan de regels houden. IOO-visserij vormt naar schatting 15% van de visvangst wereldwijd. De Europese Unie publiceert ook een zwarte lijst van vaartuigen en niet-meewerkende landen en legt sancties op aan overtredende landen door de toegang van hun visserijproducten tot de Europese markt te verbieden.