Qui sommes-nous ?

  1. Last updated on

Op basis van de wet op de ontwikkelingssamenwerking van 2013 (PDF, 363.04 KB) moet dat doel worden bereikt door te ijveren voor:

  • Duurzame en inclusieve menselijke ontwikkeling en economische groei
  • De uitbanning van armoede, uitsluiting en ongelijkheid
  • Versterking van de capaciteiten van de ontwikkelingspartners, op alle niveaus
  • Ondersteuning van de lokale privésector
  • Voedselzekerheid
  • Ontwikkelingseducatie (plicht om het bewustzijn bij de Belgische burger aan te wakkeren)

Onze samenwerking sluit bovendien aan bij de ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties en streeft ook naar een maximale samenhang tussen de verschillende Belgische beleidsdomeinen.

Die doelstellingen delen we met talloze landen uit het Noorden en het Zuiden die ook de Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling onderschrijven. Verder vormen ook een aantal andere internationale akkoorden het kader van het ontwikkelingsoptreden. We zetten de voornaamste even op een rij:

  • De Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling, die de VN-leden in 2015 hebben aangenomen, schept een gemeenschappelijk kader. Het bepaalt 17 duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (ook wel bekend als de SDG’S of Sustainable Development Goals in het Engels), voor de ontwikkelde en de ontwikkelingslanden. De DGD en haar partners ondernemen actie om die doelstellingen te helpen bereiken. Die actie vormt het voornaamste referentiekader. De Actie-agenda van Addis Abeba werd aangenomen in juli 2015. Hij regelt de ontwikkelingsfinanciering en is geënt op drie pijlers: een allesomvattend financieringskader voor na 2015, een reeks actiedomeinen (bv.: domestic public resources enz.), en  gegevens en monitoring. Nog in 2015 tot slot werd het Klimaatakkoord van Parijs goedgekeurd, dat ernaar streeft om de klimaatopwarming tegen het einde van de 21ste eeuw te beperken tot +2 °Celsius.
Image
Sustainable Development Goals (SDGs)
  • België is lid van het Comité voor Ontwikkelingshulp (ook wel bekend als het DAC of Development Assistance Committee) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), dat richtlijnen uitvaardigt en aanbevelingen formuleert voor verschillende domeinen binnen de officiële ontwikkelingshulp. Verschillende teksten van die werkkaders hebben betrekking op de principes voor doeltreffendheid van de hulp (toe-eigening, afstemming, harmonisering, resultaatgericht beheer en wederzijdse verantwoordelijkheid): de Verklaring van Parijs (2005) en het Actieprogramma van Accra (2008), en het Busan-partnerschap voor doeltreffende ontwikkelingssamenwerking (2011). Naast aanbevelingen over die hulpeffectiviteit formuleert het DAC er ook over andere doeltreffendheidsaspecten, denken we aan gender, kwetsbaarheidssituaties, het milieu enz. Die aanbevelingen moeten worden ingebed in de werkmethodes van de Belgische ontwikkelingssamenwerking.

  • België is bovendien lid van de Europese Unie (EU), die ontwikkelingssamenwerking beschouwt als een van de domeinen die bijdragen tot haar externe optreden. Het Verdrag van Lissabon trekt de eerste krijtlijnen, door met name te stellen dat de respectievelijke beleidskeuzes ter zake van de Unie en haar lidstaten ‘elkaar completeren en wederzijds versterken’. In dat opzicht scheppen beide heel wat beleids- en rechtskaders op het gebied van samenwerking: we verwijzen hier naar enkele daarvan. In 2017 ondertekenden vertegenwoordigers van de lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement de Europese consensus voor ontwikkeling. Die bevat een nieuwe gezamenlijke visie en een nieuw actieplan om armoede uit te bannen en duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen. De Overeenkomst van Cotonou vormt het algemene kader voor de betrekkingen tussen de EU enerzijds en de landen van Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan (de zogeheten ACP-landen) anderzijds. Ze werd aangenomen in 2000 ter vervanging van de Conventie van Lomé uit 1975. De Overeenkomst liep begin 2020 af, maar werd verlengd tot eind 2021 en moet in principe worden vervangen door andere overeenkomsten die aansluiten op de context na 2020, waar bijvoorbeeld alle Europese instrumenten worden gebundeld in het NDICI (Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument).

Humanitaire hulp wordt in een apart hoofdstuk in het Verdrag van Lissabon behandeld. De humanitaire principes worden ingesteld als een gedeelde parallelle bevoegdheid.

Bij de uitvoering besteedt België bijzondere aandacht aan de volgende principes:

  • Humanitaire hulp is een morele verplichting
  • Ze moet worden verstrekt met inachtneming van de fundamentele beginselen van menselijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid.

De nationale overheid en lokale autoriteiten zijn primair verantwoordelijk voor het verlenen van humanitaire hulp. België steunt daarom humanitaire acties a priori alleen als ze worden gevraagd, of op zijn minst geautoriseerd, door de staat die met een humanitaire crisis wordt geconfronteerd. België herinnert echter aan resolutie 60/1 van de Verenigde Naties van 24 oktober 2005, die voorziet in de plicht van staten om hun bevolking te beschermen tegen genocide, oorlogsmisdaden, etnische zuivering en misdaden tegen de menselijkheid. Waar nationale overheden er duidelijk niet in slagen hun bevolking te beschermen, heeft de internationale gemeenschap haar bereidheid bevestigd om via de Veiligheidsraad collectieve actie te ondernemen.

Humanitaire financiering moet gebaseerd zijn op de behoeften en de mate van kwetsbaarheid van de getroffen bevolkingsgroepen, vastgesteld en beoordeeld door humanitaire actoren (needs based).

Humanitaire actoren moeten ervoor zorgen dat ze door hun handelen geen verdere schade en lijden veroorzaken (first do no harm).

De collectieve betrokkenheid van de getroffen bevolking, de private sector, tal van lokale en internationale organisaties en donorlanden is noodzakelijk om een flexibele respons op het juiste moment te garanderen. België pleit dan ook voor een versterking van de coördinatie en bevordering van goede humanitaire praktijken binnen de EU met het oog op de uiteindelijke versterking van de internationale inspanningen.

De leidende beginselen voor humanitaire hulp zijn voornamelijk afkomstig uit de volgende bronnen:

  • Internationaal humanitair recht (IHR), vluchtelingenrecht en mensenrechten;
  • Specifieke resoluties van de Verenigde Naties: in Resolutie 46/182 van 1991 onderschrijft de AVVN de beginselen van menselijkheid, neutraliteit en onpartijdigheid en in resolutie 58/114 wordt onafhankelijkheid erkend als het vierde beginsel dat ten grondslag ligt aan de humanitaire actie;
  • Specifieke humanitaire “gedragscodes”, “richtlijnen” en “normen”, in het bijzonder het initiatief “Goed humanitair donorschap”;
  • Regelgeving, consensus, communicatie en andere humanitaire overeenkomsten op Europees niveau, en in het bijzonder de Europese consensus over humanitaire hulp. Meer specifiek is de Europese consensus over humanitaire hulp een gezamenlijke verklaring van de Raad van de EU, het Parlement en de Commissie, die tot doel heeft de doeltreffendheid van de hulp te verbeteren door de harmonisatie en betere coördinatie van de acties van de EU en haar lidstaten. De Europese Consensus maakt integraal deel uit van het Belgische humanitaire beleid. Onze strategie is in wezen een uitvoering ervan.

Wat de prioriteiten betreft, heeft België zijn humanitaire hulp vooral gericht op regio's die getroffen zijn door complexe crises, met name de Sahelregio, de regio van de Grote Meren en de bezette Palestijnse gebieden. Maar deze regio's kunnen veranderen afhankelijk van de huidige gebeurtenissen. Er is ook prioriteit gegeven aan het gebied van humanitaire bescherming, dat de kern vormt van humanitaire actie en zijn bestaansreden.