Erfgoed

In deze rubriek vindt u meer informatie over het Afrika-archief en het diplomatiek archief.

Diplomatiek archief

Op deze pagina vindt u meer informatie over het diplomatiek archief.
  1. Laatst bijgewerkt op

Historiek Buitenlandse Zaken

Op 18 november 1830 wordt een “Diplomatiek Comité” ingesteld. Op 25 februari 1831 neemt het “Ministerie van Buitenlandse Zaken” de fakkel over.

Tussen 1830-1880, een periode van vijftig jaar waarin het neutrale jonge België alles in het werk stelt om zich internationaal te positioneren, zijn de bevoegdheden van het ministerie van meet af aan toegespitst op sleutelgebieden die ook nu een belangrijke plaats bekleden: “Politieke Aangelegenheden”, “Buitenlandse Handel”, “Consulaten”.

In die tijd bestaat het Belgische corps diplomatique grotendeels uit aristocraten, officieren en de rijke haute bourgeoisie die in de meeste gevallen op basis van niet meer dan een aanbevelingsbrief worden in dienst genomen.

De vele consulaten werken mee aan de economische en commerciële expansie van de recent onafhankelijk verklaarde kleine Staat die op zoek gaat naar de onontbeerlijke nieuwe markten.

Van 1880 tot 1914 is België het eerste land van het continent dat een “industriële revolutie” op zijn naam schrijft. Deze ontwikkeling moge blijken uit het organogram van het ministerie: de diensten “Politiek”, “Buitenlandse Handel”, “Kanselarij” worden “directies-generaal”.

Het consulaire ambt wordt aanzienlijk hertekend en meer gestructureerd: de Belgische consulaten in het buitenland zijn het uithangbord van de buitengewone economisch-commerciële activiteit waarvan het land in deze periode blijk geeft. Het ministerie beheert overal ter wereld grote investeringen - denk maar aan de succesvolle export van Belgisch spoorwegmaterieel zoals trams en treinen - voert bilaterale handelsonderhandelingen, ondertekent de eerste handelsverdragen. Het aantal gezantschappen neemt toe.

1914-1918 en 1940-1945: naar aanleiding van deze twee wereldconflicten verhuist het ministerie naar het buitenland: in 1914-1918 naar Le Havre, vanaf oktober 1940 is het gevestigd aan Eaton Square in Londen.

Tijdens het interbellum rust de verantwoordelijkheid op de schouders van de ambtenaren van het ministerie: de tenuitvoerlegging van de vredesverdragen, het herstel van de oorlogsschade, de problemen in verband met de Rijn, Locarno enz., stuk voor stuk aangelegenheden met een politiek, een economisch, een monetair, een financieel aspect.

In 1934 krijgt het departement de officiële benaming “Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel”.

In de loop van de vijf decennia na de Tweede Wereldoorlog, ondergaan het takenpakket, de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van het departement grondige wijzigingen.

Het organogram evolueert mee met de actualiteit: Europa, het multilateralisme, Ontwikkelingssamenwerking.

Gemeenschappen en Gewesten krijgen een plaats toebedeeld in de internationale betrekkingen van het nu gefederaliseerde België.

Het diplomatiek corps wordt democratischer, Vlaamser, vrouwelijker.

In 1997 verhuist het hoofdgebouw van de Quatre Brasstraat naar Egmont I. Dit gaat gepaard met een nieuwe reorganisatie. De traditionele diplomatieke betrekkingen ruimen plaats voor multilaterale en thematische sectoren (wapenbeheersing, controle van gevoelige exportproducten, mensenrechten, wetenschappelijke en nucleaire vraagstukken en milieuzaken).

In 2000 wordt het startsein gegeven voor de “Copernicus”-hervorming die het organogram van het departement volledig herschikt. Naast de directies-generaal: “Europese Zaken”, “Multilaterale Zaken en Mondialisering”, “Ontwikkelingssamenwerking”, “Bilaterale Vraagstukken”, “Consulaire Aangelegenheden” en “Juridische Zaken”, maken een aantal “stafdirecties” hun opwachting. Met name de stafdirectie “Informatie- en Communicatietechnologie” is een afspiegeling van de nieuwe prioriteiten en doelstellingen in de lijn van de recente ontwikkelingen.

Ook de terminologie verandert: “ministerie” wordt “federale overheidsdienst”; aan het hoofd van het departement staat niet langer een “secretaris-generaal” maar een “voorzitter” (voorzitter van het directiecomité).

Het Diplomatiek Comité

Het Voorlopig Bewind van België wordt opgericht op 26 september 1830 en blijft in functie tot de aanstelling van de Regent in februari 1831.

De leden zijn "administrateurs-generaal", die als "centraal comité" bijeenkomen en die op hun beurt elk voorzitter zijn van een "gespecialiseerd Comité".

In december 1830 zijn er zes Comités werkzaam: justitie, buitenlandse zaken, binnenlandse zaken, openbare veiligheid, financiën, oorlogzaken.

Het "diplomatiek Comité" (buitenlandse zaken) dateert van 18 november 1830 en wordt voorgezeten door een lid van het Voorlopig Bewind, S.Van de Weyer. De andere vier leden, die in het nationaal congres zetelen zijn: de graaf de Celles, de graaf d’Arschot; de heer Destriv(e)aux en de heer Nothomb.

Onder het regentschap van Baron Surlet de Chokier, die op 25 februari 1831 tot regent wordt gekozen, worden de "ministeries" opgericht.

Sylvain Van de Weyer: advocaat, geboren in Leuven op 19 januari 1802, lid van het Voorlopig Bewind. Wordt op 18 november 1830 aangesteld als voorzitter van het diplomatiek comité. Gaat op 1 januari 1831 als onderhandelaar naar de Conferentie van Londen. Is de eerste "minister" van Buitenlandse Zaken, van 26 februari 1831 tot 27 maart 1831. Wordt in juli 1831 aangesteld als speciaal gezant en gevolmachtigd minister bij de Britse koning.

Jean- Baptiste Nothomb: wordt op 1 maart 1831 officieel aangesteld als secretaris-generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij ijvert voor een oplossing van het probleem van de koningskeuze. Nadat hij in januari 1837 uit zijn functie is ontheven, krijgt hij de nieuwe portefeuille van openbare werken. Op 5 april 1840 wordt hij benoemd tot speciaal gezant en gevolmachtigd minister bij de Germaanse Confederatie.

Politieke Briefwisseling

900 boekdelen, ingebonden met massief leer of in "half leer", met het wapen van het Koninkrijk en met goudbeslag. Deze boekdelen bevatten de manuscripten van de algemene politieke briefwisseling met de gezantschappen en de consulaten, vanaf 1830.

Elk boekdeel begint met een chronologische tabel met de datum, de naam van de afzender, de naam van de bestemmeling en een korte inhoud van de dépêche of het verslag.

Deze indrukwekkende verzameling kwam tot stand tussen 1875 en 1914.

Ze is met name het werk van Emile Banning (1836-1898), directeur-generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken; hij was een geboren organisator en de eerste directeur van het archief van het departement, na deze functie werd hij adviseur van Koning Leopold II.

E.Banning formuleerde ook als eerste een theoretische visie op het buitenlands beleid van België: neutraliteit is voor kleine staten de meest aangewezen beleidslijn, zeker wanneer de buurlanden grote mogendheden zijn …

Belgische Diplomatieke documenten 1920-1940

Publicatie van Ch. De Visscher en F. Van Langenhove, La Politique de sécurité extérieure, Brussel, Paleis der Academieën, 5 vol., 1964-1966

Het interbellum is een scharnierpunt in het Belgische buitenlandbeleid: in de periode 1914-1918 komt een eind aan de gedwongen en gegarandeerde neutraliteit.

"Op het eind van de oorlog en in de periode na de vredessluiting, staan in het Belgische buitenlandbeleid de zorg om de veiligheid en bijgevolg ook die om de onafhankelijkheid centraal".

Paul Hymans: is tussen 1918 en 1935 vier maal Minister van Buitenlandse Zaken. P. Hymans neemt deel aan de Vredesconferentie, met name voor de herziening van de verdragen van 1839 met Nederland. Hij is de pleitbezorger van een niet meer aan neutraliteit gebonden diplomatie (Frans-Belgisch akkoord van 1920, de verdragen van Locarno, het vriendschapsverdrag met Nederland …). Hij werkt ook mee aan het statuut van de Volkenbond en is voorzitter van de eerste assemblée.

Fernand Van Langenhove: is voor het departement van buitenlandse zaken een symbolische figuur. Hij is secretaris-generaal van 1929 tot 1946.
Zijn naam blijft voor altijd verbonden met de door hem bepleite onafhankelijkheidspolitiek. Het kantelmoment is maart 1936 wanneer de Minister van Buitenlandse Zaken P. van Zeeland voor het Parlement de volgende woorden spreekt: "…Notre politique étrangère est restée depuis la guerre dominée par quelques principes simples et nets, tels que : l’indépendance, le réalisme, la fidélité à nos engagements et à nos amitiés, l’équilibre dans toutes les directions. Ce gouvernement … a pris soin d’éviter – pour reprendre une expression imagée mais juste – que notre attitude internationale donnât l’impression d’une tour penchée. C’est une tour droite, elle l’a toujours été, et elle le restera" (Parlementaire handelingen, Kamer van volksvertegenwoordigers en Senaat, zitting van 11.3.1936).

Een andere mijlpaal in zijn carrière als secretaris-generaal is het jaar 1940. Er is de evacuatie van het departement, de saga van de samenstelling van de Belgische regering in ballingschap in Londen … In deze woelige maanden die het functioneren van de administratie zwaar op de proef stellen, heeft F. Van Langenhove twijfels over de invulling "de jure" of "de facto", van zijn functie. Hij zal echter nooit zijn verantwoordelijkheden verzaken, niet in België en niet in het buitenland.

Charles De Visscher: Professor internationaal recht aan de Université catholique de Louvain).

Secretaris-generaal

De secretaris-generaal van een ministerie wordt ook wel "de permanente minister van de administratie" genoemd.

Het ambt van secretaris-generaal is een administratief ambt, geen politiek mandaat. De bevoegdheden van de secretaris-generaal worden vastgelegd in de organieke reglementen van de ministeries.

In de hiërarchische rangorde staat de secretaris-generaal onder de Minister onder wie hij ressorteert en boven de directeurs-generaal. Sinds 1831 werd het ambt van secretaris-generaal bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken door slechts achttien personen bekleed:

J.B. NOTHOMB (1 maart 1831)
BARON E. DE ‘t SERCLAES (13 januari 1837)
C. MATERNE (26 juni 1847)
Baron A. LAMBERMONT (30 april 1860)
Ridder L. van der ELST (20 mei 1905)
P. ORTS (op 17 augustus 1917 belast met de bevoegheden die normaal aan de secretaris-generaal toevallen - waarnemend secretaris-generaal op 9 december 1918)
H. COSTERMANS (31 december 1919)
F. VAN LANGENHOVE (21 maart 1929)
Graaf de ROMREE de VICHENET (waarnemend, 23 juli 1946)
Baron H. de GRUBEN (1 oktober 1947)
L. SCHEYVEN (10 april 1953)
Baron J. van den BOSCH (1 juli 1959)
L.C PLATTEAU (waarnemend, 5 december 1965 - 21 april 1966)
R. VAES (22 april 1966)
R. GRANDRY (4 april 1972)
F. ROELANTS (1 maart 1980)
J. DE BOCK (1 augustus 1997)
J. GRAULS ( 19 juni 2002)
D. ACHTEN (juni 2008 - 20 juli 2009 ad interim) -  (20 juli 2009 -      )

Let wel, in het kader van de in 2000 begonnen "Copernicus-hervorming", werden al deze benamingen die integrerend deel uitmaakten van het leven van de Belgische federale ambtenaar, gewijzigd: "secretaris-generaal", bijvoorbeeld, werd "voorzitter van het directiecomité" van de "federale overheidsdienst" ( het vroegere: "ministerie") …