Asiel en migratie

De FOD Buitenlandse Zaken beoogt de ontwikkeling, overzien en bepalen van richtsnoeren wat het beheer, de bevordering, de ontwikkeling en de coördinatie betreft van het Belgisch buitenlands beleid op het gebied van immigratie, strijd tegen mensenhandel en de link tussen migratie en ontwikkelingssamenwerking.

Asiel

De FOD Buitenlandse Zaken is niet rechtstreeks betrokken bij de behandeling van asielaanvragen. De erkenning van de vluchtelingenstatus is een bevoegdheid van de FOD Binnenlandse Zaken.
  1. Laatst bijgewerkt op

Die bevoegdheden van FOD Binnenlandse Zaken liggen bij de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) en het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS).

Hieronder vindt u meer informatie over de asielprocedure, namelijk: 

Wettelijk kader

Het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951, ook wel het Vluchtelingenverdrag genoemd, vormt de basis voor het erkennen van de vluchtelingenstatus. In de Belgische wetgeving wordt expliciet naar het Vluchtelingenverdrag verwezen.

Op 10 oktober 2006 werd, als aanvulling op het Vluchtelingenverdrag, de subsidiaire beschermingsstatus ingevoerd in de Belgische wetgeving.

De asielprocedure zelf, en de bevoegdheden van de asielinstanties, vinden hun wettelijke basis in de Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Deze wet werd gewijzigd door de Wet van 15 september 2006.

Asielinstanties

De instanties die tijdens de asielprocedure tussenbeide komen, zijn:

  • de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ);
  • het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS);
  • de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV).

In laatste instantie kan de Raad van State (RvS) tussenbeide komen.

De Vertegenwoordiger in België van het UNHCR kan, met adviserende bevoegdheid, in elk stadium van de procedure tussenbeide komen.

De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ)

Een vreemdeling die een asielaanvraag wil indienen, moet dat doen bij de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). Dat kan bij aankomst aan de grens, of binnen de acht werkdagen na aankomst op het Belgische grondgebied in de kantoren van de DVZ, in een gesloten centrum of in een gevangenis.

De DVZ registreert de asielaanvraag en neemt een verklaring af over de identiteit, de herkomst en de reisweg van de vreemdeling. Bij de registratie wordt ook meteen de proceduretaal (Nederlands of Frans) bepaald, worden de vingerafdrukken genomen en wordt een tolk voorzien als de asielzoeker de proceduretaal niet machtig is.

De DVZ-medewerker vult met de asielzoeker een CGVS-vragenlijst in. Die gaat over de redenen die de vreemdeling ertoe hebben aangezet om een asielaanvraag in te dienen, en over de mogelijkheden tot terugkeer naar het land waaruit die gevlucht is. De vragenlijst dient later in de procedure als basis voor de voorbereiding van het interview op het CGVS.

De DVZ is bevoegd voor de vaststelling van de EU-lidstaat, en ook Noorwegen en IJsland, die verantwoordelijk is om de asielaanvraag te behandelen.

Als de asielaanvraag van de vreemdeling geweigerd wordt, kan een nieuwe asielaanvraag ingediend worden. Die aanvraag wordt door de DVZ allen in overweging genomen op voorwaarde dat de vreemdeling nieuwe relevante elementen aanbrengt.

De Dienst Vreemdelingenzaken is bevoegd voor de vasthouding van de asielzoeker en voor de betekening van een bevel om het grondgebied te verlaten.

Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS)

Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) neemt als onafhankelijke administratieve instantie een centrale plaats in in de asielprocedure. Het is de enige instantie met onderzoeksbevoegdheid.

Het CGVS is bevoegd om de vluchtelingenstatus te erkennen of te weigeren en om de subsidiaire beschermingsstatus toe te kennen of te weigeren. Het CGVS onderzoekt automatisch alle asielaanvragen, eerst in het kader van het Vluchtelingenverdrag, vervolgens in het kader van de subsidiaire bescherming.

Als de asielzoeker beantwoordt aan de criteria van het Vluchtelingenverdrag, wordt hij erkend als vluchteling. Als de asielzoeker geen vluchteling is, maar als hij een reëel risico op ernstige schade loopt in geval van terugkeer naar zijn land, zal hij de subsidiaire beschermingsstatus toegekend krijgen. In de andere gevallen neemt de commissaris-generaal een beslissing tot weigering van toekenning van internationale bescherming.

In elk dossier neemt het CGVS een beslissing die internationale bescherming, namelijk de vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming, verleent of weigert. Tegen die beslissing kan de asielzoeker bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een beroep indienen.

Wanneer een onderdaan van een EU-lidstaat of van een kandidaat-lidstaat asielaanvraag indient, kan het CGVS beslissen de aanvraag niet in overweging te nemen wanneer uit de verklaring van de asielzoeker niet duidelijk een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade blijkt. Het CGVS moet binnen vijf werkdagen een beslissing nemen.

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV)

Elke asielzoeker, met uitzondering van de EU-onderdanen, heeft de mogelijkheid om een schorsend beroep in te dienen tegen de beslissing van het CGVS. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) is als beroepsinstantie bevoegd om de beslissing van het CGVS te bevestigen, dat wil zeggen weigeren, of te hervormen, dat wil zeggen de oorspronkelijk geweigerde status alsnog toekennen. De RvV kan dus internationale bescherming toekennen of weigeren. Verder kan de RvV de beslissing van de commissaris-generaal vernietigen wegens substantiële onregelmatigheden die niet kunnen worden hersteld door de RvV of omdat essentiële elementen ontbreken zodat de RvV niet kan komen tot een beslissing zonder dat aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd. Aangezien de RvV niet beschikt over een eigen onderzoeksbevoegdheid, zal het CGVS na vernietiging van zijn beslissing het onderzoek voortzetten en een nieuwe beslissing nemen.

Beroepen bij de RvV moeten worden ingediend binnen 30 dagen na de betekening van de beslissing van het CGVS (beroep volle rechtsmacht). Binnen diezelfde termijn kan de bevoegde minister een beroep indienen tegen een beslissing tot erkenning van de vluchtelingenstatus of tot toekenning van subsidiaire bescherming door het CGVS.

De RvV is bovendien bevoegd om beslissingen van het CGVS voor onderdanen van de Europese Unie of van een kandidaat-lidstaat te vernietigen. De vernietigingsberoepen moeten worden ingediend binnen 30 dagen na de betekening van de aangevochten beslissing (annulatieberoep).
Het indienen van het beroep schort de uitvoering van de betwiste beslissing op. De asielzoeker kan dus niet verwijderd worden vooraleer de RvV een uitspraak heeft gedaan.

De beslissingen van de RvV zijn alleen vatbaar voor beroep in cassatie voor de Raad van State. Er is een filterprocedure voorzien. Elk cassatieberoep wordt onderworpen aan een onderzoek inzake toelaatbaarheid. De beroepen worden ‘niet toelaatbaar’ verklaard indien de Raad van State niet bevoegd of zonder rechtsmacht is, of wanneer de beroepen zonder voorwerp of kennelijk onontvankelijk zijn. De termijn voor het instellen van een cassatieberoep is 30 dagen na betekening van de beslissing van de RvV.

Vluchtelingenstatus

De vluchtelingenstatus wordt toegekend aan de vreemdeling die voldoet aan de voorwaarden van artikel 1 van het Vluchtelingenverdrag van Genève (1). Artikel 1 van het Vluchtelingenverdrag definieert als vluchteling “de persoon die een gegronde vrees heeft voor vervolging om reden van zijn of haar ras, religie, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep, die zich buiten zijn of haar land van herkomst bevindt en die omwille van die vrees de bescherming van dat land niet kan of wil inroepen”.

Subsidiaire beschermingsstatus

De subsidiaire beschermingsstatus wordt toegekend aan ‘de vreemdeling, die niet voor de vluchtelingenstatus in aanmerking komt en die geen beroep kan doen op artikel 9ter, en ten aanzien van wie er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat, wanneer hij naar zijn land van herkomst, of in het geval van een staatloze, naar het land waar hij vroeger gewoonlijk verbleef, terugkeert, een reëel risico zou lopen op ernstige schade (…) en die zich niet onder de bescherming van dat land kan of, wegens dat risico, wil stellen en niet onder de uitsluitingsgronden zoals bepaald in artikel 55/4, valt (2).’

De definitie bevat volgende constitutieve elementen:

  • geen medische redenen (artikel 9ter van de Vreemdelingenwet (3));
  • zwaarwegende gronden;
  • reëel risico;
  • ernstige schade.

Ernstige schade bestaat uit:

  1. doodstraf of executie; of
  2. foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van een verzoeker in zijn land van herkomst; of
  3. ernstige bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het geval van een internationaal of binnenlands gewapend conflict (4).

Het aantal personen aan wie de subsidiaire beschermingsstatus werd toegekend ligt lager dan het aantal erkenningen van de vluchtelingenstatus. Dat komt doordat de Belgische asielinstanties (het CGVS en de RvV) primauteit geven aan de toekenning van de vluchtelingenstatus en een ruime interpretatie van de definitie van vluchteling hanteren. Zo wordt voor bepaalde situaties in België eerder de vluchtelingenstatus toegekend, terwijl in andere landen de subsidiaire beschermingsstatus toegekend wordt.

Bij de toepassing van de subsidiaire bescherming komen situaties onder 1 en 2 in de praktijk zelden voor. Als zij voorkomen gaat het meestal om situaties die in aanmerking komen voor de erkenning van de vluchtelingenstatus of voor uitsluiting, wegens ernstige aanwijzingen van betrokkenheid bij misdrijven tegen de menselijkheid of een ernstig gemeenrechtelijk misdrijf.

In de meeste gevallen waarin de subsidiaire beschermingsstatus verleend werd, gaat het om situaties waarin een reëel risico op willekeurig geweld als gevolg van een gewapend conflict, dus schade onder 3, werd vastgesteld.

(1) Artikel 48/3, § 1 van de Vreemdelingenwet. 
(2) Artikel 48/4, § 1 van de Vreemdelingenwet.
(3) Voor de beoordeling van medische elementen dient men een aanvraag voor een machtiging tot verblijf te richten aan de minister of zijn gemachtigde.
(4) Artikel 48/4, § 2 van de Vreemdelingenwet.