François-Xavier de Donnea: ‘De bossen in het Congobekken zijn bedreigd’

De bossen in het Congobekken zijn bijzonder rijk aan natuurlijke rijkdommen, maar ze worden bedreigd door de sterke demografische groei en corruptie. Het Congo Basin Forest Partnership (CBFP) ijvert voor het behoud ervan. Om hierover meer te weten te komen, hadden we een gesprek met François-Xavier de Donnea, facilitator van het partnerschap.

  1. Laatst bijgewerkt op
Image
Congobekken

© IStock

Wie is François-Xavier de Donnea?

Tijdens zijn politieke loopbaan oefende François-Xavier de Donnea verschillende functies uit. Zo was hij onder andere volksvertegenwoordiger, minister, burgermeester van Brussel en minister-president van het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest. In 1998 werd hij tot minister van Staat benoemd.

Als doctor in de economische wetenschappen is hij professor emeritus van de katholieke universiteit van Louvain-la-Neuve.

Sinds een tiental jaren heeft hij zich toegelegd op Centraal-Afrika , waar hij onder meer betrokken is bij het beheer van het Nationaal Virungapark en het Nationaal Garambapark. Zijn expertise inzake natuurbehoud in Afrika en zijn politieke ervaring op hoog niveau maken van hem de ideale facilitator van het Congo Bassin Forest Partnership.

Image
François-Xavier de Donnea

Hoe is het Congo Basin Forest Partnership tot stand gekomen?

Het Congo Basin Forest Partnership (CBFP) werd in 2002 op de Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling in Johannesburg opgericht. Dit niet-bindend partnerschap, dat bij de Commissie Duurzame Ontwikkeling van de Verenigde Naties is geregistreerd, kwam op initiatief van Colin Powell, voormalig minister van de Verenigde Staten, tot stand. De internationale gemeenschap wilde hiermee tegemoetkomen aan de noodzaak om te voorzien in een duurzaam behoud en beheer van de bosecosystemen in Centraal-Afrika, die van levensbelang zijn voor de huidige en toekomstige generaties.

Welke partijen zijn bij het partnerschap betrokken? Zijn de Afrikaanse regeringen bereid actie te ondernemen? Hoe wordt een dergelijke organisatie beheerd?

Het partnerschap is samengesteld uit tien lidstaten van de Commission des fôrêts d’Afrique centrale (COMIFAC – Commissie voor de bossen van Centraal-Afrika) (DRC, Rwanda, Burundi, Congo Brazzaville, Gabon, Kameroen, Centraal-Afrika, Tsjaad, Equatoriaal-Guinea en Sao Tomé en Principe), de agentschappen van de donorlanden, internationale organisaties, ngo’s, vertegenwoordigers van onderzoeksinstellingen en de privésector. In totaal telt het partnerschap 116 leden en heeft het dus een breder draagvlak dan de COMIFAC, waarvan enkel landen lid zijn.

De regeringen in het Zuiden zijn vragende partij om rond de tafel te gaan zitten voor een politieke dialoog. Ze willen dat niet enkel experten (die zeggen wat er moet gebeuren), maar ook hooggeplaatste beleidsverantwoordelijken samenkomen om de modus operandi (hoe pakken we het aan) te bespreken en politieke wil te kweken voor concrete maatregelen. Ze zijn bereid de handen uit de mouwen te steken.

Het is een goed georganiseerd partnerschap met een duidelijke structuur. Er zijn 7 colleges: de lidstaten en hun betrokken regionale organisaties, de organisaties van de civiele samenleving in het Congobekken, de internationale ngo’s, de privésector, de donoren, de opleidings- en onderzoeksinstellingen en de intergouvernementele en multilaterale organisaties.De colleges zijn autonoom en onafhankelijk. De voorzitters van de colleges komen twee keer per jaar bijeen voor de raadszittingen. En een keer per jaar vergaderen alle 116 leden samen.

Hoe bent u facilitator geworden? Hebt u een speciale band met deze regio? Wat houdt uw taak in?

Van 2018-2019 vervult België de taak van facilitator. Toen ons land deze taak aanvaardde, vroeg de regering me deze faciliterende rol op mij te nemen. Ik ben nu 10 jaar werkzaam in Afrika. Ik ben beheerder van het Virungapark en voorzitter van het Garambapark in het noorden van de DRC. Ik heb dus enige ervaring met natuurbehoud in deze regio van de wereld.

De facilitator is een vertegenwoordiger van de donoren en faciliteert de contacten tussen de partners. Bovendien ondersteunt hij de uitwerking van een stappenplan met de prioriteiten en het opzetten van actieprogramma’s. Verder organiseer ik thematische conferenties over vraagstukken die een aantal van onze partners bezighouden. Zo was er recentelijk een conferentie in ‘N Djamena over de problematiek van gewapende groepen die in bepaalde delen van het grondgebied van lidstaten rondtrekken. Dankzij deze faciliterende rol kan ik synergieën met mijn functies in de nationalen parken tot stand brengen.

De internationale gemeenschap is bezorgd over de bossen in het Congobekken. Waarom is het zo belangrijk deze te beschermen?

De bossen in het algemeen zijn zeer belangrijk. Het zijn koolstofputten. Hoe meer bossen, hoe minder koolstof in de atmosfeer. Bossen kunnen de gevolgen van de klimaatwijziging verzachten. De bossen in het Congobekken herbergen bovendien een zeer grote maar bedreigde biodiversiteit. Er is sprake van stroperij op industriële schaal! Er worden zelfs oorlogswapens en helikopters ingezet. Als er niet wordt opgetreden, zullen soorten uitsterven. Het gaat om werelderfgoed dat we moeten in stand houden. Wat zouden toekomstige generaties van ons denken als we niet optreden?

Biodiversiteit heeft bovendien een economisch belang. Het is een toeristische troef. De parken met vele diersoorten bieden tewerkstelling voor veel gekwalificeerde en ongeschoolde arbeidskrachten. Het Virungapark is de grootste werkgever in Noord-Kivu.

Er is ook een grote biodiversiteit van planten. De exploitatie van waardevolle bossen kan alleen met duurzame en goede praktijken zodat de bossen zich kunnen herstellen. Maar de exploitatie is vaak te intensief. Binnen het partnerschap buigt het college van de privésector zich over deze kwestie. Niet alleen bosbouwbedrijven moeten ethische en deontologische regels in acht nemen, ook de landbouwindustrie die cacaobomen aanplant of palmbomen voor de olie. Deze teelten mogen geen bedreiging vormen voor de beschermde bossen. Ook voor mijnbouwbedrijven die in bosgebieden werkzaam zijn, gelden specifieke regels, evenals voor de winning van aardolie die natuurgebieden voor eeuwen kan verontreinigen. Het komt voor dat een pipeline die door een bosgebied loopt, wordt doorboord om olie af te tappen. Dat is het meest waarschijnlijke scenario voor een natuurramp door de vorming van grote plassen aardolie.

Wat zijn de risico’s in dit geografisch gebied?

De grootste bedreiging is overbevolking. Door de demografische groei is er een toenemende vraag naar akker- en grasland, wordt er meer gejaagd en neemt de houtkap toe.

En dan is er nog de corruptie. De woorden van de overheid klinken geruststellend, maar de daden van politici en ambtenaren zijn minder koosjer en vormen een bedreiging voor het behoud van het woud en de biodiversiteit. En dan hebben we het niet alleen over vooraanstaanden. Ook het dorpshoofd dat een motor krijgt aangeboden en in ruil bomen laat kappen in het gebied onder zijn gezag, gaat niet vrijuit.

Een niet onbelangrijk neveneffect van de overbevolking is stroperij. Ivoor en horens van neushoorns brengen nog altijd flink geld op. De strengere toepassing van de internationale regelgeving heeft de wereldwijde handel en dus ook de stroperij teruggedrongen, maar toch is er nog altijd een zwart circuit waar forse bedragen omgaan. In China is een markt voor ivoorpoeder, dat onder de soep wordt gemengd voor zijn vermeende geneeskrachtige eigenschappen !

Een ander ernstig probleem is migratie. Als gevolg van de klimaatverandering hebben de uitlopers van sommige bosgebieden meer en meer te lijden onder de droogte. In de Sahel is amper nog vruchtbare grond te vinden. De nomadische veehouders zien zich verplicht zuidwaarts te trekken en palmen de grond in van de sedentaire boeren in het evenaarsgebied. Ook zij doen aan stroperij om hun inkomen aan te vullen. Sommigen vestigen zich definitief in het gebied en dat doet de spanningen hoog oplopen in het noorden van de DRC, Centraal-Afrika, Tsjaad en Kameroen. Kortom, een gevecht om leefruimte.

Hebben deze wouden alleen een regionaal belang of zijn ze van dezelfde ordegrootte als de groene long van de planeet, het Amazonewoud?

Ze zijn wel degelijk van mondiaal belang. Voor de autochtone bevolking zijn ze een legitieme bron van bestaansmiddelen. Maar daarnaast hebben ze als mondiaal goed ook een grote waarde voor de mensheid. De groene longen van de planeet zijn in se het Amazonewoud, de wouden van Centraal-Afrika en de wouden van Zuidoost-Azië en het zijn net die wouden die steeds meer onder druk komen te staan.

Hoe kunnen we de bedreiging van de wouden afwenden?

We moeten investeren in ontwikkelingsprojecten voor de gemeenschappen die rond de bedreigde gebieden wonen. Armoede drijft deze mensen ertoe het woud en zijn rijkdommen te exploiteren zonder oog voor duurzaamheid.

Wie echt voor een kentering kan zorgen, zijn de gezagsdragers. Internationale organisaties mogen dan wel advies geven, het zijn de gezagsdragers die moeten beseffen hoe groot hun verantwoordelijkheid is. Zij moeten met harde hand durven optreden: de strijd aanbinden met stroperij, illegale woudkap, enz. En daarbij hebben alle bestuursniveaus een rol te vervullen. Als de minister een wet laat goedkeuren die de dorpsoverste niet toepast, is alles een maat voor niets.

De sleutel voor het probleem van de overbevolking ligt bij economische ontwikkeling en onderwijs voor meisjes. Bij de bevolking moet het besef groeien dat de bescherming van het woud meer voordeel oplevert dan de vernieling ervan. Zo zijn er rond het Virungapark waterkrachtcentrales die de bevolking en de bedrijven toegang geven tot elektriciteit. De bedrijven kunnen groeien en jobs creëren waardoor de noodzaak tot stroperij, houtkap voor houtskool of illegale visvangst verdwijnt.

De tweede sleutel is onderwijs voor meisjes. Het is van belang dat ze zo lang mogelijk school kunnen lopen. Dan trouwen ze later en hebben ze minder kinderen. Bovendien hebben ze een groter aandeel in de economische ontwikkeling.

Op 28 november had in Brussel een grote partnerschapsconferentie plaats, met als resultaat de Verklaring van Brussel. Wat staat in die verklaring?

De Verklaring van Brussel bevestigt andermaal een aantal algemene beginselen die de grondslag kunnen vormen voor een actieplan. Wat daarbij vooropstaat is dat de deelnemers zich achter de verklaring scharen vanwege de politieke reikwijdte van de aanbevelingen. Een verklaring van die orde helpt een collectieve bewustwording tot stand brengen. Hoe meer mensen overtuigd raken, hoe groter de kans dat politieke maatregelen volgen. We weten wat er te doen staat. Nu nog de politieke wil om eraan te beginnen.

Stemt de toekomst van de regiou optimistisch?

Ik ben voorzichtig optimistisch. Het is nog niet te laat voor de fauna en de flora. Maar het is wel vijf voor twaalf. Er moet een einde komen aan bepaalde praktijken van slecht bestuur en corruptie. Er is vooruitgang geboekt, maar er zijn nog te veel belangen gemoeid met de illegale handel in beschermde soorten bijvoorbeeld. Ook de demografische druk valt moeilijk onder controle te krijgen. Het zou zo moeten zijn dat de bevolking niet langer afhankelijk is van de beschermde gebieden. Grote landen zoals China en India ontwikkelen zich en doen de vraag naar hout stijgen. In bepaalde Golfstaten is er zelfs een markt voor luipaarden, baby-aapjes en panters als huisdier. De afzetmarkt voor deze illegale handel is onbeperkt. Het is alsmaar moeilijker om bepaalde soorten in stand te houden. Zo slinkt het aantal olifanten in West- en Centraal-Afrika zienderogen. In 1960 waren er in het Garambapark nog 20.000. Nu zijn er maar 1250 meer. Slachtpartijen tijdens de burgeroorlog eind jaren 90 kostte het leven aan 22.000 neushorens in het Virungapark. De berggorilla’s zijn gered, maar er is nog altijd een handel in jongen van laaglandgorilla’s, bonobo’s en chimpansees. Ze worden niet afgeslacht maar gevangen genomen om te worden verkocht aan zoos, circussen of als huisdier.

In Zuidelijk Afrika zijn de vooruitzichten iets beter. Maar ook daar hoeven we ons niet veel illusies te maken. Toch is het beter daadkrachtig optimistisch te zijn dan rationeel pessimistisch.

De bossen in het Congobekken in cijfers

  • 251 miljoen hectare;
     
  • 2e grootste systeem van dicht regenwoud ter wereld;
     
  • Habitat van 3 van de 4 mensapen (gorilla’s, chimpansees, bonobo’s, orang-oetangs);
     
  • Bron van bestaansmiddelen voor meer dan 60 miljoen mensen in de streek;
     
  • Door ontbossing en de ontginning van landbouwgrond kan tussen 2010 en 2030 26 miljoen hectare verloren gaan, wat neerkomt op 10% van het totale areaal;
     
  • De ontbossing kan leiden tot een opwarming tussen 2 en 4°C en een vermindering van de neerslag tussen 5 en 10% in nagenoeg de hele regio.