Het ‘wonder’ van Parijs

  1. Laatst bijgewerkt op
Image
Leiders houden handen vast en steken die in de lucht

© UN Photo/Marc Garten

Het zogenaamde Paris agreement is het allereerste universele, wettelijk bindende klimaatakkoord. Anders dan bij het Kyoto Protocol voorziet het klimaatdoelstellingen voor alle landen.

Sleutelmomenten

Drievoudige doelstelling

  • De opwarming van de aarde beperken tot ruim onder 2°C in vergelijking met het pre-industriële niveau. Als het enigszins kan zelfs tot 1,5°C.
     
  • De capaciteit van de landen verhogen om zich aan te passen aan de impact van de klimaatverandering. Streven naar klimaatweerbare landen met een lage uitstoot van broeikasgassen.
     
  • Investeringen nastreven om deze doelstellingen te verwezenlijken.

Uitstoot beperken

  • Om de 2°C/1,5°C-doelstelling te halen dient de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen ‘zo snel mogelijk’ zijn piek te bereiken. Ontwikkelingslanden krijgen wat meer respijt.
     
  • Na de piek moet de uitstoot snel dalen, in overeenstemming met de wetenschappelijke inzichten voor de 2°C/1,5°C-doelstelling. Streefdoel: een koolstofneutrale wereld in de tweede helft van deze eeuw, dus evenveel koolstof uitstoten als opslaan.
     
  • De landen moeten hun nationale bijdragen om de uitstoot te beperken herzien in 2020, dus nieuwe doelstellingen formuleren of bestaande doelstellingen actualiseren.

Wettelijk bindend

  • Het akkoord van Parijs is een bindend akkoord. Na bekrachtiging (‘ratificatie’) wordt het nationale wetgeving voor landen die het akkoord onderschrijven.
     
  • Elke lidstaat heeft de verplichting om nationale bijdragen te bepalen en aan te houden om de uitstoot te beperken.

Transparantie en 5-jarige herzieningen

  • Lidstaten komen om de 5 jaar bijeen om hun doelstellingen scherper te stellen op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten.
     
  • Lidstaten informeren elkaar en het publiek over de vooruitgang van hun klimaatacties.
     
  • Een robuust systeem voor transparantie en aanrekenbaarheid volgt de vooruitgang van de 2°C/1,5°C-doelstelling op de voet.
     
  • Er komt een orgaan dat toeziet op de naleving en toepassing van het akkoord.

Aanpassing

  • Internationale samenwerking versterkt samenlevingen om de impact van klimaatverandering op te vangen. Deze moeten hun beleidsplannen op dat vlak meedelen.
     
  • Ontwikkelingslanden krijgen toenemende steun (onder meer via overdracht van technologie) om hun kwetsbaarheid te verminderen en hun weerbaarheid te verhogen.

Verlies en schade

  • Verlies en schade door klimaatverandering moet beperkt en aangepakt worden. Er worden samen regionale verzekeringsmechanismen ontwikkeld waarmee de risico’s en kosten gedeeld worden van de schade die het gevolg is van klimaatverandering.
     
  • Via internationale samenwerking worden systemen uitgewerkt om klimaatgevoelige gebieden bij te staanearly warning, voorbereiding op rampen, …

Financiering

  • Ontwikkelde landen houden vast aan de afgesproken 100 miljard dollar steun per jaar aan ontwikkelingslanden om hun weerbaarheid te versterken en de uitstoot te beperken. Om de twee jaar geven ze uitleg over deze financiering. Het bedrag wordt in 2025 herzien.
     
  • Andere landen – waaronder de groeilanden – worden aangemoedigd om op vrijwillige basis financiering te voorzien.

Volgende stappen

  • De lidstaten moeten nu elk het akkoord intern goedkeuren. Het akkoord treedt in werking van zodra 55 landen die minstens 55% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen vertegenwoordigen, hun bekrachtiging officieel hebben neergelegd bij de VN. Indien dat lukt begint het akkoord te lopen vanaf 1 januari 2020.
     
  • In 2018 staat een dialoog gepland om de vooruitgang van de nationale bijdragen onder de loep te houden. In hetzelfde jaar verschijnt een rapport van het Internationaal Klimaatpanel over de impact van een opwarming met 1,5°C en het pad daarnaartoe.
     
  • Voor vele onderdelen (transparantie, aanrekenbaarheid, samenwerking voor klimaatschade, capaciteitsopbouw …) vermeldt het akkoord enkel de principes. De komende jaren volgen nog veel onderhandelingen om een volledig uitgewerkt (‘operationeel’) akkoord te bekomen.

Zwakke punten

  • Er werd geen duidelijk pad uitgetekend om de noodzakelijke daling van de uitstoot te realiseren. Het ‘piekjaar’ werd niet bepaald (‘zo snel mogelijk’) noch een concreet jaartal waarop de klimaatneutraliteit moet bereikt zijn (‘in de tweede helft van deze eeuw’). In feite komt dat neer op ‘kort na 2050’ voor 1,5°C en ‘in de laatste decennia van deze eeuw’ voor 2°C. Het huidige EU-beleid (‘uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 verminderen met 80-95%’) stemt overeen met de 2°C-doelstelling.
     
  • Bovendien werkt men met een bottom-up-systeem: de landen zelf bepalen welke bijdrage ze kunnen leveren om de uitstoot te beperken. De toegezegde nationale bijdragen op het moment van de klimaattop begrenzen de opwarming slechts tot ongeveer 3°C. Ze moeten dus naar boven toe herzien worden. Het zal van de ambitie van de individuele landen afhangen of de 2°C/1,5°C-doelstelling gehaald kan worden.
     
  • Landen kunnen niet bestraft worden als ze hun klimaatdoelen niet nakomen. Ze kunnen alleen publiek te kijk gezet worden. Binnen de EU is wel bestraffing mogelijk.
     
  • De beloften voor financiering blijven beperkt, vooral omdat groeilanden enkel aangemoedigd worden om ontwikkelingslanden te helpen.
     
  • De lucht- en scheepvaart worden nergens vermeld. Deze sectoren stoten nochtans enorm veel broeikasgassen uit en dat neemt met de dag toe. Als ze niets doen aan hun uitstoot kunnen ze in 2050 verantwoordelijk zijn voor 40% van alle uitstoot.

Kansen

Het akkoord kan een serieuze impact hebben. Zo kan het een mentaliteitswijziging teweeg brengen, niet alleen bij overheden maar ook bij bedrijven en burgers. Hoewel het akkoord geen ban legt op gebruik van fossiele brandstoffen, zal het akkoord toch tot een versnelde doorbraak van  hernieuwbare energie leiden. Op basis van de huidige nationale bijdragen zal het aandeel van hernieuwbare energie op zijn minst verdubbelen en mogelijk verdrievoudigen tegen 2030. Ook zal duurzaamheid en milieuvriendelijkheid steeds centraler komen te staan bij productie en consumptie. Zelfs landen als China, de grootste vervuiler ter wereld, verbranden al minder steenkool en zetten in op groene energie.

Besluit

Het momentum van Parijs mag niet verloren gaan. Een blijvende aandacht voor de klimaat- en milieuproblematiek is noodzakelijk en daarbij kan de civiele samenleving zeker een rol spelen. Zelfs bij een opwarming met 1,5°C zullen we kampen met overstromingen en grote droogtes. Maar de gevolgen van een opwarming met meer dan 2°C gaan veel verder: zo zullen de ijskappen volledig smelten en dat zorgt voor een enorme stijging van de zeespiegel op termijn. Vandaag al leven we met een opwarming van 1°C. Voor ontwikkelingslanden komt het erop aan klimaatacties te ondernemen die terzelfdertijd de levensomstandigheden verbeteren. Zo zorgen een gezonde bodem en het herstel van gedegradeerd land zowel voor koolstofopslag als voor verhoogde voedselproductie. Net zoals voor de Duurzame Ontwikkelingsdoelen is het alle hens aan dek.