‘We moeten het virus ook in Afrika klein krijgen’

  1. Laatst bijgewerkt op
Image
Verpleging met mondmaskers voor ambulances

Enabel leverde 4 volledig uitgeruste ambulances aan de DR Congo. © Enabel

Het Afrikaanse continent bleef met ruim 47.000 bevestigde gevallen en 1843 doden (situatie 5 mei 2020) tot nog toe redelijk gespaard van covid-19, de ziekte veroorzaakt door het nieuwe coronavirus. Toch staat het vast dat we aan het begin staan van een grote groei van nieuwe besmettingen. Vooral kwetsbare groepen dreigen geraakt te worden: personen met hiv/aids, tuberculose en malaria, ontheemden en bewoners van vluchtelingenkampen. Bovendien zijn de gezondheidssystemen in veel Afrikaanse landen niet opgewassen tegen een dergelijke pandemie.

‘Er bestaat een reële kans dat deze crisis kwetsbare gezondheidssystemen in Afrika doet imploderen’, zegt minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo. ‘Dat zou kunnen uitgroeien tot de achilleshiel van de mondiale strijd tegen het virus. Als we er niet in slagen het virus in Afrika klein te krijgen, kan dat ook bij ons zijn weerslag hebben. Het is in ons eigenbelang en in het belang van onze gezondheidszorg dat we de zwakste gezondheidssystemen helpen om deze pandemie in te dijken. We moeten eveneens vermijden dat er nieuwe haarden van conflict en migratiegolven ontstaan.

Ook de sociaaleconomische impact oogt voor Afrika bijzonder negatief. Omdat een sociaal vangnet vaak ontbreekt of bijzonder beperkt is, kunnen de gevolgen voor de lokale bevolking desastreus zijn.

De Palestijnse gebieden – een van de 14 partnerlanden van België – hebben eveneens sterk te lijden onder de coronacrisis. Vooral in de Gazastrook dreigt een dramatische toestand voor de al zeer kwetsbare bevolking: wegens de hoge bevolkingsdichtheid, maar ook de gebrekkige gezondheidszorg en economische situatie.

Image
Verpleegster trekt vaccin op

De gezondheidssystemen in veel Afrikaanse landen zijn niet opgewassen tegen een grote pandemie. © Enabel/Tim Dirven

Multilaterale en Europese aanpak

België sluit zich bij voorkeur aan bij een multilaterale (internationale) en Europese aanpak. De bestrijding van de pandemie ligt op wereldvlak grosso modo in de handen van de volgende organisaties: de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor het gezondheidsluik, het VN-Bureau voor de Coördinatie van de Humanitaire Hulp (OCHA) voor de humanitaire hulp, de VN-Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) voor de voedselzekerheid en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank wat de sociaaleconomische dimensie betreft.

De WHO verdient onze expliciete steun voor haar onmisbare rol in het beheer van deze crisis’, zegt de minister. ‘Ze stelt de normen voorop, ze coördineert de internationale respons, ze versterkt de gezondheidssystemen in minst ontwikkelde landen en ze speelt een rol in onderzoek en ontwikkeling.’

Als niet-permanent lid van de VN-Veiligheidsraad vraagt ons land meer aandacht voor de meest kwetsbare landen, meer bepaald in Afrika. Humanitaire organisaties mogen niet gehinderd worden in hun activiteiten. België pleit er tevens voor om de blokkade van de Gazastrook op te heffen, en vrije humanitaire toegang te verlenen in overeenstemming met het internationale humanitaire recht.

Reputatie op vlak van gezondheidszorg en vaccins

De Belgische Ontwikkelingssamenwerking geniet een internationale reputatie op vlak van gezondheidszorg en ontwikkeling van vaccins. In 9 van de 14 partnerlanden worden gezondheidsprojecten ondersteund. België geeft daarbij de voorkeur aan de ondersteuning van de gezondheidssystemen en van de mensenrechten.

‘In zijn strijd tegen de covid-19-pandemie in de partnerlanden doet België een beroep op bestaande instrumenten en de huidige partners’, zegt de minister. ‘We werken dus via de financiering van flexibele fondsen en de algemene middelen van internationale partnerorganisaties.’ Door bij te dragen aan het “algemene” budget kunnen de multilaterale partners de middelen vrij inzetten waar ze die het meest nodig achten.

‘Verder worden lopende gezondheidsprogramma’s geheroriënteerd met het oog op de bestrijding van covid-19’, aldus nog de minister. ‘Dat moet toelaten om onmiddellijke noden zoals beschermings-, diagnose- of behandelingsproducten of materieel te voorzien. Daarnaast zullen onbestede middelen herverdeeld worden om de humanitaire respons te versterken.’

Ons land streeft een maximale coherentie na van alle spelers in de strijd tegen de covid-19-pandemie. Op termijn moet dat leiden tot veerkrachtige gezondheidssystemen in de partnerlanden en een vaccin tegen covid-19. De Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) blijven daarbij een belangrijke leidraad.

De covid-19-repons van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking spitst zich toe op 4 domeinen:

1. Humanitaire hulp

De humanitaire hulp wordt voornamelijk beheerd via flexibele fondsen van de VN en van het internationale Rode Kruis. Deze fondsen kunnen snel ingezet worden.

Het CERF bijvoorbeeld – Central Emergency and Response Fund – van OCHA kan snel en gecoördineerd aan de meest dringende noden tegemoetkomen. België is een trouwe donor. Het CERF financiert meer bepaald de WHO om fragiele gezondheidssystemen te ondersteunen, het VN-Kinderfonds (UNICEF) om sanitaire kits aan scholen te bezorgen en het Wereldvoedselprogramma (WFP) om de humanitaire operaties te leiden.

Omdat de noden zo hoog zijn, hebben de WHO en OCHA een Global Humanitarian Response Plan (GHRP) gelanceerd. Minister De Croo: ‘Vanuit de onbestede middelen zullen we daarvoor bijdragen voorzien. Deze zullen onder meer toegewezen worden aan het CERF en het Rode Kruis.’

Image
Mannen lossen UNICEF-hulpgoederen

Materiaal van UNICEF wordt gelost in een Afrikaans partnerland. © UNICEF/Desjardins

Ons land heeft ook al logistiek actie ondernomen, gebruik makend van de repatriëringsvluchten van onze landgenoten die vast zaten in de partnerlanden. Met name werd op de heenvlucht humanitair materieel meegenomen van organisaties als het Belgisch Ontwikkelingsagentschap (Enabel), UNICEF, Artsen Zonder Grenzen en het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG). De werkgroep “tekorten” heeft dit medisch materieel grondig gescreend alvorens het verstuurd werd.

Ten slotte steunt België al jarenlang de Gazastrook. Dat gebeurt via OCHA’s humanitaire fonds voor de bezette Palestijnse Gebieden, de VN-organisatie voor de Palestijnse gebieden (UNRWA) en het Rode Kruis.

2. Ontwikkeling vaccin

Er moet zo snel mogelijk een vaccin komen. Daarom steunt België de Coalition for Epidemic Preparedness and Innovation (CEPI): een platform van private en publieke spelers die de handen in elkaar slaan om sneller vaccins te ontwikkelen. Onze landgenoot Peter Piot speelde een belangrijke rol bij de totstandkoming van CEPI na de ebolacrisis in 2017.

Het platform schrijft zich volledig in in de sterke samenwerking tussen de WHO, de Wereldbank en de Global Alliance for Vaccines and Immunization (GAVI). Vooral het ITG werkt nauw samen met het CEPI. De Belgische middelen komen van onderbenutte fondsen.

3. Structurele ontwikkelingssamenwerking

De diverse partners van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking proberen hun bestaande programma’s af te stemmen op de bestrijding van de pandemie. Zo heeft Enabel in maart al medisch materiaal overhandigd aan de DR Congo, ook in Burkina Faso en Senegal worden projecten voor capaciteitsversterking steeds concreter.

Ook de niet-gouvernementele sector doet inspanningen in die richting. Niet alleen de ngo’s, maar ook de mutualiteiten en vakbonden, en het ITG. ‘Ik ben bereid om vragen voor aanpassingen aan bestaande programma’s te onderzoeken’, aldus de minister.

België probeert tevens de impact van zijn ontwikkelingssamenwerking te versterken door samen te werken met de Europese Commissie en andere EU-lidstaten, onder de noemer van “Team Europe”. Zo zal Enabel in Niger een covid-19-project uitvoeren dat gefinancierd wordt door de EU, Nederland en Luxemburg.

4. Economisch luik

De pandemie heeft vanzelfsprekend een enorme sociaaleconomische impact in onze partnerlanden. België bestudeert momenteel hoe het daar het best op kan reageren. Het zal gaan over sociale bescherming, landbouw en voedselzekerheid, de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen en de ongelijkheid waar vrouwen en meisjes het slachtoffer van zijn. De gezonde KMO’s in Afrika mogen niet overkop gaan! ‘De Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (BIO) kan daar een rol spelen, maar ook andere “instellingen voor ontwikkelingsfinanciering” (DFI’s) van de EU-lidstaten’, aldus de minister.

België bepleitte ook een moratorium op de schuldaflossingen door de minst ontwikkelde landen tot maart 2021. Dat betreft bilaterale schulden – van land tot land – zoals overeengekomen door de Club van Parijs en de G20. De Club van Parijs groepeert de regeringen van de belangrijkste geïndustrialiseerde landen waaronder België. Doel: gecoördineerde en duurzame oplossingen zoeken voor betalingsmoeilijkheden van staten met schulden.

Minister De Croo: ‘Het is van cruciaal belang dat alle betrokken schuldeisers meedoen, ook degenen die geen lid zijn van de Club van Parijs.’ De huidige stijgende schuldgraad is immers te wijten aan leningen bij private schuldeisers en geldschieters die geen lid zijn van de Club van Parijs zoals China. ‘We moeten vermijden dat de vrijgekomen middelen gebruikt worden om andere schulden af te betalen. Doel is de sociale en gezondheidsdiensten te versterken.’

Zowel het IMF als de Wereldbank doen serieuze inspanningen om de lage-inkomenslanden tegemoet te komen.

‘Ik zie ontwikkelingssamenwerking als een belangrijk strategisch beleidsinstrument’, besluit de minister. ‘Het is een hefboom die zichtbaar en direct voor brede bevolkingsgroepen het verschil kan maken. Ik verwelkom dan ook de intentie van de voorzitters van de Europese Commissie en de Europese Raad om vanuit Europa een motorrol op te nemen om de mondiale coördinerende actie naar Afrika toe mee actief vorm te geven.’