-
Laatst bijgewerkt op
Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB)
Wat is het GVDB
Het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) maakt integraal deel uit van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie (EU), zoals in het Verdrag van Lissabon wordt beklemtoond. De EU heeft een operationeel vermogen opgebouwd door te steunen op de civiele en militaire middelen van haar lidstaten, met het oog op vredeshandhaving, conflictpreventie en versterking van de internationale veiligheid. Daartoe kunnen met name de lidstaten unaniem beslissen om civiele missies of militaire operaties buiten het grondgebied van de Unie uit te voeren. België ondersteunt actief de uitvoering van het GVDB en de verschillende Europese initiatieven op het gebied van gemeenschappelijke veiligheid en defensie.
Wanneer is het GVDB ontstaan?
Volgens velen vormde de Frans-Britse top van Saint-Malo in 1998 de aanzet tot het Europese veiligheids- en defensiebeleid (EVDB). Tegen de achtergrond van de crisis in Kosovo werd dat beleid het jaar nadien, in 1999, officieel opgezet op de top in Keulen. De Europese Raad richtte zich op het snel nemen van de nodige beslissingen om de zogenaamde Petersbergtaken uit te voeren:
- humanitaire en reddingsmissies;
- vredeshandhavingsmissies;
- opdrachten van strijdkrachten op het gebied van crisisbeheersing, met inbegrip van het tot stand brengen van vrede.
Die Europese vastberadenheid kwam vervolgens naar voren op de toppen van Helsinki (1999) en van Santa Maria da Feira (2000), waar de streefdoelen en de nodige capaciteiten, namelijk de ‘Headline Goals’, op militair en civiel gebied werden vastgelegd.
De inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in 2009 was een belangrijk kantelpunt in het EVDB, dat omgedoopt werd tot het ‘gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB)’ om het verruimde actiegebied in de verf te zetten. Bij de Petersbergtaken komen vanaf dan:
- gezamenlijke acties over ontwapening;
- adviserende en bijstandsverlenende missies;
- conflictpreventie;
- stabilisatieoperaties op het einde van conflicten.
In 2016 gaf de voorstelling van de Globale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU (EUGS) een nieuwe impuls aan het GVDB.
Wie is verantwoordelijk voor het GVDB?
Aangezien het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid in essentie een intergouvernementeel beleid is, valt het onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, die ook Vicevoorzitter van de Commissie is.
De Hoge Vertegenwoordiger wordt bijgestaan door de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), dat opgericht werd door het Verdrag van Lissabon, en staat onder het politiek toezicht en de strategische leiding van het Politiek- en Veiligheidscomité (PVC).
Wat zijn de missies van de GVDB?
Sinds de eerste militaire operaties in 2003 werden opgestart, lanceerde de EU ongeveer 35 civiele en militaire missies en operaties te land en ter zee in Europa, Azië, het Midden-Oosten en Afrika. U vindt hier een gedetailleerd overzicht van de verschillende missies en operaties die momenteel bezig zijn.
De Globale strategie van de EU en de nieuwe initiatieven op het gebied van veiligheid en defensie
In december 2003 werd de eerste Europese veiligheidsstrategie (EVS) uitgewerkt, tegen de achtergrond van de oorlog in Irak en een diep verdeeld Europa. Naar aanleiding van de bijzonder sterk veranderde veiligheidssituatie kreeg Hoge Vertegenwoordiger Federica Mogherini in 2015 van de Europese Raad de opdracht een nieuwe strategie te ontwikkelen. In juni 2016 werd de Globale Strategie voor het Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de EU (EUGS) op de Europese Raad voorgesteld.
Het externe optreden van de EU wordt daarbij op vijf grote assen gestoeld:
- de veiligheid van de Unie;
- veerkracht van de staat en samenleving in onze oostelijke en zuidelijke buurlanden;
- een geïntegreerde aanpak van conflicten;
- regionale kaders voor samenwerking;
- mondiale governance in de 21ste eeuw.
Op veiligheids- en defensiegebied bepaalt de EUGS drie strategische prioriteiten:
- reageren op externe crises en conflicten;
- capaciteitsopbouw bij de partnerlanden versterken;
- de Unie en haar burgers beschermen.
Om de EUGS concreet in de praktijk te brengen werkte de Raad Buitenlandse Zaken in november 2016 een implementatieplan uit met een nieuw ambitieniveau op het gebied van veiligheid en defensie. Bijna gelijktijdig gaf de Europese Commissie het startsein voor een Europese defensie actieplan.
De EUGS werd concreet in de praktijk gebracht met verschillende acties en initiatieven waaronder:
- het Militair Plannings- en Uitvoeringsvermogen dat in 2017 werd opgericht als de permanente operationele commandostructuur voor niet-executieve militaire missies van de EU;
- de Permanente Gestructureerde Samenwerking op het gebied van defensie of Permanent Structured Cooperation (PESCO) die 25 lidstaten in 2017 opzetten. Ze is gericht op een intensievere samenwerking bij de ontwikkeling van defensiecapaciteiten, en op de operationele terbeschikkingstelling van die capaciteiten. Elk jaar wordt de uitvoering van de bindende verbintenissen geëvalueerd.
- de Gecoördineerde Jaarlijkse Evaluatie inzake Defensie of Coordinated Annual Review on Defence die nauw samenhangt met PESCO. Het werd ingevoerd met het oog op een betere transparantie en coördinatie tussen alle lidstaten bij de nationale planning op het gebied van defensie.
- het Pact inzake het Civiele GVDB dat eind 2018 werd goedgekeurd. Aan de hand daarvan zijnde Raad en de lidstaten een twintigtal verbintenissen aangegaan om het civiele GVDB doeltreffender en, reactiever te maken, alsook om het Pact beter te integreren.
- de Europese Vredesfaciliteit of European Peace Facility. Dat is een nieuw financieel instrument (2021) dat buiten de EU-begroting in het leven werd geroepen, en waarmee operationele acties in het kader van het GVDB kunnen worden gefinancierd. Het heeft gevolgen op militair gebied of op defensiegebied. Dat is meer bepaald zo voor de levering van de nodige basisuitrustingen om de strijdkrachten van de landen op te leiden waarin militaire opleidings- en adviesmissies worden uitgevoerd die niet via de EU-begroting kunnen worden gefinancierd.
- het European Defence Fund. Dat is het nieuwe instrument van de Europese Commissie (2021) om de samenwerkingsontwikkeling van Europese defensiecapaciteiten financieel te ondersteunen (industrie- en innovatiebeleid).
Meer informatie hierover vindt u ook op de officiële website van de EUGS.
Naast haar steun aan die initiatieven om Europese defensie en veiligheid te versterken, hecht België veel belang aan de samenwerking tussen de EU en NAVO, alsook aan de versterking van de ‘Europese pijler’ binnen NAVO. U vindt daarover meer informatie terug op de officiële website van NAVO.
Civiel crisisbeheer
Civiel crisisbeheer houdt in dat een conflict of crisissituatie door niet-militaire acties stabiliseert en/of niet verder escaleert. Het kan tijdens de hele cyclus van een crisis of conflict plaatsvinden, zowel preventief als in latere fases. Het is vooral de Europese Unie die sinds 1999 dat concept uitwerkte en verder operationaliseerde via civiele GVDB-missies op het terrein. Het mandaat van die missies bestaat erin de rechtsstaat te versterken, de controle over het grondgebied op democratische wijze terug te winnen, en het grondgebied te stabiliseren, met eerbiediging van de mensenrechten.
De Belgische visie en prioriteiten over civiel crisisbeheer zijn vastgelegd in de Belgische Strategie Civiel Crisisbeheer die werd goedgekeurd op de Ministerraad van 18 mei 2017.
België steunt een geïntegreerde aanpak van crises, bij voorkeur in multilateraal verband, omdat dat de impact en de mogelijkheid tot synergiën vergroot. België beschouwt de EU als eerste ‘veiligheidsvoorziener’. Daarbij staan de volgende zaken centraal:
- de implementatie van de civiele aspecten van de Globale Strategie voor het Buitenlands en Veiligheidsbeleid (EUGS) door de EU;
- de bijdrage aan de uitvoering van het Civiele compact van 2008, bijgewerkt in een nieuw civiel GVDB-Compact dat in mei 2023 werd aangenomen.
Wanneer andere internationale organisaties beter geschikt zijn of aanvullend werken bij de aanpak van een crisis, of wanneer België een specifieke expertise kan leveren, is een inzet in het kader van de VN, OVSE of NAVO ook mogelijk.
De Ministerraad keurt de jaarlijkse indicatieve planning goed, waarin de prioriteiten over civiel crisisbeheer en een inschatting van het aantal experten dat kan worden ingezet, bepaald zijn. Voor de uitvoering is er een provisioneel krediet uitgetrokken in de Algemene Uitgavenbegroting om de onkosten te dekken die aan de detachering van experten zijn verbonden.
De experten die in het kader van civiel crisisbeheer in missies worden ingezet, komen hoofdzakelijk uit de relevante overheidsdiensten, zoals de Federale Politie, Justitie, Buitenlandse Zaken, en Financiën. Daarnaast kan de FOD Buitenlandse Zaken ook externe experten met een arbeidscontract van maximaal 4 jaar uitsturen, als ze geslaagd zijn voor een specifieke test die de selectiedienst van de overheid (Werkenvoor.be) organiseert. Deze specifieke test wordt om de twee jaar georganiseerd. Alle experten moeten ook een tiendaagse basisvorming over civiel crisisbeheer hebben gevolgd voordat hun kandidatuur voor een missie worden kan gesteund.
Op die manier slaagt België erin om jaarlijks gemiddeld zo’n 40 experten in te zetten in verschillende missies.