Het beleid van België binnen de EU

Deze rubriek geeft een overzicht van het beleid van België binnen de Europese Unie.

Sociaal-economisch en financieel bestuur

Economisch bestuur gaat over de coördinatie van de economische beleidslijnen van de EU-lidstaten, die erop gericht zijn om de doelstellingen van de EU te verwezenlijken. De financiële, budgettaire en economische crisis die in 2008 de kop opstak, heeft aangetoond dat de EU nood had aan een bestuursmodel dat efficiënter is dan het coördinatiemodel of de ad-hocreacties die tot dan legio waren. De noodzaak van een structurele hervorming van de Economische en Monetaire Unie (EMU), met de nadruk op het belang van begrotingscontrole en de sociale component, heeft dan ook ruim aandacht gekregen. De verdieping van de EMU geeft de aanzet voor een harmonisch sociaal-economisch bestuur. Rekening houdend met de risico’s die aanhoudende situaties van ernstige onevenwichtigheden in dit domein inhouden, worden de sociale en werkgelegenheidsindicatoren voortaan in de economische analyses meegewogen.
  1. Laatst bijgewerkt op
Image
Foto van een computerscherm en eurobiljetten

© Shutterstock

Kort samengevat

Economisch bestuur gaat over de coördinatie van de economische beleidslijnen van de EU-lidstaten, die erop gericht zijn om de doelstellingen van de EU te verwezenlijken. De financiële, budgettaire en economische crisis die in 2008 de kop opstak, heeft aangetoond dat de EU nood had aan een bestuursmodel dat efficiënter is dan het coördinatiemodel of de ad-hocreacties die tot dan legio waren. De noodzaak van een structurele hervorming van de Economische en Monetaire Unie (EMU), met de nadruk op het belang van begrotingscontrole en de sociale component, heeft dan ook ruim aandacht gekregen.

De directie-generaal Europese Zaken en Coördinatie (DGE) coördineert de standpunten die België in de Europese fora verdedigt inzake sociaal-economisch bestuur en de EU-begroting.


Doelstellingen voor België

Economisch bestuur en de Economische en Monetaire Unie

De Europese Unie (EU) is een van de grootste economieën ter wereld. Groei en welvaart zijn vandaag in ruime mate afhankelijk van de stabiliteit en efficiëntie van de Economische en Monetaire Unie (EMU), met de euro als eenheidsmunt en draagvlak. De economische en financiële crisis van 2008 heeft aangetoond dat de Europese economieën onderling afhankelijk zijn en dat er een absolute noodzaak is aan een sterker sociaal-economisch en financieel bestuur binnen de EU, meer bepaald in de eurozone.

De oprichting van de EMU was ontegensprekelijk een stap naar een diepgaande Europese integratie, maar er was minder aandacht voor de economische en sociale integratie dan voor de monetaire integratie van de Unie. Het monetair beleid in de eurozone wordt vandaag weliswaar in alle onafhankelijkheid gevoerd door de Europese Centrale Bank, maar het begrotingsbeleid en andere economische en sociale beleidsmaatregelen ressorteren nog steeds onder de nationale bevoegdheid. Binnen een kader van onderlinge afhankelijkheid hebben de beleidsmaatregelen van één lidstaat evenwel invloed op de EU en haar lidstaten. Een betere coördinatie van het economisch en sociaal beleid bleek dan ook onontbeerlijk.

De crisis die in 2008 is losgebarsten, heeft geleid tot een bewustwording van de sterke onderlinge afhankelijkheid van de economieën binnen de EU en van de structurele gebreken van de EMU. De belangrijkste instrumenten waarmee de crisis werd aangepakt, waren een grotere solidariteit tussen de lidstaten en meer verantwoordelijkheid voor het economisch beleid en het begrotingsbeleid. Daarnaast werden de instrumenten voor economisch bestuur grondig herbekeken. Die hervorming krijgt nog verder vorm met de verdieping van de EMU. Volgens de routekaart die in 2012 werd aangenomen, stoelt een hechte en stabiele monetaire unie op vier pijlers:

  • Een geïntegreerd financieel kader via de invoering van een bankenunie,
  • een geïntegreerd begrotingskader,
  • een geïntegreerd kader voor economisch beleid,
  • de noodzaak om de democratische legitimiteit en de zeggenschap van de lidstaten in de besluitvorming in het kader van de EMU te verzekeren.

Een toereikend niveau van begrotingscoördinatie en macro-economische coördinatie bereiken is een geleidelijk proces dat een inspanning op lange termijn vergt. België is een resoluut voorstander van een grotere Europese integratie die het resultaat is van een evenwichtsoefening tussen de verschillende pijlers en dimensies.

 
Het Europees Semester

Tot 2010 werden de procedures om de verschillende economische en sociale beleidskeuzes te coördineren, los van elkaar gevoerd. In 2010 ontsproot dan uit de leringen van de economische en financiële crisis het Europees Semester. Dat Europees Semester is een cyclus om het beleid inzake economie, begroting, sociale zaken en werkgelegenheid binnen de EU te coördineren. Het zit ingebed in het economische bestuur van de Europese Unie en helpt lidstaten om hun economische en budgettaire beleidskeuzes in lijn te brengen met de Europese regels. De opzet van het Europees Semester is meerledig:

  • helpen om de convergentie en de stabiliteit binnen de EU te waarborgen;
  • gezonde overheidsfinanciën helpen te garanderen;
  • de economische groei bevorderen;
  • buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in de EU voorkomen;
  • het werkgelegenheids- en sociaal beleid coördineren en monitoren;
  • de uitvoering van de nationale plannen voor herstel en veerkracht monitoren.

België houdt bij de opmaak van zijn jaarlijks nationaalhervormingsprogramma rekening met de aanbevelingen die de Commissie formuleert. Ons land ziet er ook nauwgezet op toe dat dat nationaal hervormingsprogramma aansluit op de uitvoering van het nationaal herstelplan.

 
De sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie

Over het algemeen is iedereen het erover eens dat de EMU een sociale dimensie moet hebben. Rekening houdend met de risico’s die aanhoudende situaties van ernstige onevenwichtigheden in dit domein inhouden, worden de sociale en werkgelegenheidsindicatoren voortaan in de economische analyses meegewogen.

De verdieping van de EMU geeft de aanzet voor een harmonisch sociaal-economisch bestuur.

De sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie (EMU) krijgt gestalte in de Europese pijler van sociale rechten die de staatshoofden en regeringsleiders in november 2017 hebben goedgekeurd. De Europese pijler van sociale rechten behelst 20 kernbeginselen die verdeeld zijn over drie hoofdthema's: gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt (1), eerlijke arbeidsvoorwaarden (2) en sociale bescherming en inclusie (3). Hij moet dienen als referentiekader om de verdieping van de sociale dimensie van de EMU te waarborgen, en om arbeidsmarkten en socialebeschermingsstelsels billijker te maken en tegelijkertijd hun goede werking te bevorderen. Daartoe zet de pijler de bakens uit om wetgeving te maken die bedoeld is om de rechten van werknemers te verbeteren, hun mobiliteit en toegang tot de arbeidsmarkt te versterken en sociale inclusie te bevorderen (richtlijn betreffende terbeschikkingstelling, verordening betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven, Accessibility Act ...). Hij is gekoppeld aan een sociaal scorebord om trends in de lidstaten te evalueren en indicatoren op te maken om richting te geven aan het sociale en het werkgelegenheidsbeleid, in het kader van het Europees Semester.

In maart 2021 publiceerde de Commissie een actieplan dat de uitrol van de Europese pijler van sociale rechten moet aanzwengelen en nieuwe doelstellingen tegen 2030 vastlegt op het gebied van arbeidsmarktparticipatie, opleiding en versterking van vaardigheden, en armoedebestrijding. De staatshoofden en regeringsleiders hebben dat nieuwe elan omarmd en bekrachtigden de nieuwe doelstellingen tijdens de sociale top in Porto in mei 2021.

Ook België juicht toe dat er weer vaart komt in de uitrol van de Europese pijler van sociale rechten en hangt een ambitieuze aanpak aan, zowel inzake sociaal bestuur als op het gebied van sociale convergentie tussen de lidstaten.

 
Werkgelegenheidsbeleid en rechten van de werknemers

Het werkgelegenheidsbeleid en de rechten van de werknemers zijn een belangrijk onderdeel van sociaal-economisch bestuur. De EU besteedt veel aandacht aan het werkgelegenheidsbeleid en aan de harmonisatie van de regels inzake tewerkstelling van werknemers, omdat beide aspecten invloed hebben op het concurrentievermogen en de groei. Het is dan ook gepast hier de beleidsmaatregelen te vermelden die geregeld worden toegepast om werkgelegenheid te creëren voor de Europese burgers die geconfronteerd worden met de gevolgen van de economische en financiële crisis.

Als gevolg van de opeenvolgende uitbreidingen van de Europese Unie maken meer en meer werknemers bovendien gebruik van hun recht op mobiliteit. Daarom is het belangrijk te voorzien in gelijke arbeidsvoorwaarden voor alle werknemers. In dit verband besteedt de Unie, met inachtneming van de bevoegdheden van de lidstaten, meer aandacht aan de versterking van de rechten van de werknemers en aan de normen die leiden tot een eerlijke concurrentie binnen de eengemaakte markt, in het bijzonder op het gebied van mobiliteit en terbeschikkingstelling van werknemers.

België verleent actief steun aan initiatieven die bijdragen tot sterkere rechten voor werknemers en tot eerlijke concurrentie op de Europese markt.

 
Begroting

De begroting van de lidstaten heeft invloed op het economisch en monetair beleid van de EU, zoals blijkt uit de instrumenten die in het leven werden geroepen om de economie in Europa er weer bovenop te krijgen na de crisis van 2008. Een van die instrumenten is het stabiliteits- en groeipact, dat tot doel heeft om lidstaten een gezond en verantwoord begrotingsbeleid te doen voeren en zo situaties te voorkomen die een negatieve invloed kunnen hebben op het gemeenschappelijk economisch en monetair beleid.

De EU-begroting speelt op dat gebied ook een grote rol, want ze weerspiegelt de prioriteiten van de EU. In de verschillende rubrieken worden namelijk de financieringen vermeld voor de verschillende activiteitengebieden van de Europese Unie. De begroting wordt elk jaar uitgewerkt aan de hand van een financieel project, het zogenaamde meerjarig financieel kader (MFK), dat de belangrijkste beleidsprioriteiten voor een bepaalde periode – over het algemeen zeven jaar – bepaalt. De prioriteiten betreffen materies waarvoor Europese financiering onontbeerlijk is en waarvoor dus aanzienlijke budgettaire middelen nodig zijn, waarin lidstaten zelf niet kunnen voorzien als ze alleen zouden handelen. De verschillende crisissen waarmee de Europese Unie werd geconfronteerd, het ontstaan van nieuwe investeringsprioriteiten (groene en digitale transitie, migratie, innovatie …) en ook het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU, hebben invloed op de financieringsbehoeften van de Europese begroting en hebben aangetoond dat de flexibiliteit van het financieel kader haar grenzen kent. Die belangen staan dus centraal in de investeringen van het nieuwe meerjarig financieel kader (MFK) voor 2021-2027, dat de Raad en het Europees Parlement in december 2020 goedkeurden na zware onderhandelingen tussen de lidstaten, die het financieel kader van de EU vaststellen met eenparigheid van stemmen

 
Next Generation EU: het herstelplan voor Europa

Op 27 mei 2020 lanceerde de Europese Commissie overigens een voorstel voor een veelomvattend herstelplan om de sociaal-economische crisis die de COVID-19-pandemie met zich meebracht, het hoofd te bieden. Dat herstelplan, dat de naam Next Generation EU draagt en goed is voor een injectie van 750 miljard euro (bedrag uitgedrukt in prijzen van 2018), werd in december 2020 goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad en is opgenomen in het meerjarig financieel kader voor 2021-2027, dat daarvoor werd herzien. Dit instrument, met beperkte duur, ondersteunt de lidstaten aan de hand van investeringen en hervormingen en is erop gericht de economie snel weer op de rails te krijgen, door investeringen te stimuleren die bijdragen tot een groener, digitaler en veerkrachtiger Europa.

De herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF of Recovery and Resilience Facility) vormt de hoeksteen van het pakket. Het gaat om een financieel instrument waarmee de lidstaten 672,5 miljard euro krijgen in de vorm van leningen en subsidies, zodat ze hun hervormingen en investeringen op peil kunnen houden. Om een deel van die steun te ontvangen, heeft elke lidstaat een nationaal plan voor herstel en veerkracht opgemaakt dat welomlijnde doelstellingen moet halen en een antwoord moet bieden op de uitdagingen van het Europees Semester, via landspecifieke aanbevelingen (CSR’s of Country Specific Recommendations). De uitrol van die nationale herstel- en veerkrachtplannen wordt gemonitord in het licht van het Europees Semester.

België heeft op 30 april 2021 zijn herstelplan voorgelegd aan de Europese Commissie, die het vervolgens net als de Raad van de EU goedkeurde, zodat België nu voor om en bij de 6 miljard euro kan investeren en hervormen.