Financieringsmogelijkheden

De Belgische Ontwikkelingssamenwerking financiert via verschillende instrumenten stages en studiebeurzen, wereldburgerschapseducatie en de organisaties van het maatschappelijke middenveld. Ontdek onze financieringsmogelijkheden en subsidies.

  1. Laatst bijgewerkt op

De Belgische Ontwikkelingssamenwerking financiert via verschillende instrumenten stages en studiebeurzen, wereldburgerschapseducatie en de organisaties van het maatschappelijke middenveld. Ontdek onze financieringsmogelijkheden en subsidies.

Image
Geld

© Shutterstock

Subsidies voor de Actoren van de Niet-Gouvernementele Samenwerking


De wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en het koninklijk besluit van 11 september 2016 betreffende de niet-gouvernementele samenwerking, zoals gewijzigd tot op heden, bepalen het kader voor de toekenning van subsidies door de Geografische Directie (DGEO), de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire hulp (DGD) van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Naast het realiseren van de doelstellingen van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, beoogt dit kader twee grote risico's te beheren:

  • Het risico dat de toegekende subsidies geen ontwikkelingsresultaten opleveren.
  • Het risico dat toegekende subsidies niet naar behoren worden gebruikt of niet worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij zijn toegekend.

In deze context is de niet-gouvernementele samenwerking gebaseerd op een controleketen die het mogelijk moet maken deze risico's te beheren. Deze "keten" bestaat uit negen grote schakels, die met elkaar verbonden zijn en elkaar beïnvloeden. Ze zijn allemaal even belangrijk.

  1. Erkenning: die het mogelijk moet maken institutionele en financiële risico's te beheren, door de niet-gouvernementele samenwerking ertoe te brengen alleen subsidies toe te kennen aan organisaties die hebben aangetoond dat hun beheerscapaciteiten in verhouding staan tot hun complexiteit. Momenteel zijn er 91 erkende organisaties: 79 Organisaties van de Civiele Maatschappij (vzw's), 9 Institutionele Actoren (organisaties die banden hebben met de Belgische Staat), 3 Federaties (organisaties die alle anderen vertegenwoordigen) en 2 CMO's hebben ook het statuut van Koepel (organisaties die een deel van de anderen vertegenwoordigen op strategische aspecten). De accreditatie wordt verleend voor een periode van 10 jaar. Het onderzoek om een dergelijke erkenning te ontvangen wordt om de 5 jaar georganiseerd. Het volgende onderzoek zal plaatsvinden in 2025 en 2026.
  2. De "Gemeenschappelijke strategische kaders" (GSK's): die het mogelijk moeten maken om de risico's te beheren die verband houden met de (geografische of thematische) context waarin de erkende organisaties zullen opereren, en om hen ertoe te brengen collectieve doelstellingen en mogelijkheden voor synergiën/complementariteit te identificeren. Op dit moment zijn er 26 geografische GSK's en 4 thematische GSK's. Deze zijn goed voor ongeveer 96% van de toegekende subsidies.
  3. Vijfjarige programma's: die de operationele risico's moeten beheren die gepaard gaan met de interventies en strategieën die zijn gedefinieerd om de verwachte resultaten te bereiken. Het krijgen van erkenning is een voorwaarde om in aanmerking te komen voor een subsidie voor niet-gouvernementele samenwerking, maar de tweede voorwaarde om daadwerkelijk een subsidie te krijgen, is dat een kwaliteitsprogramma wordt getoetst aan de hand van verschillende criteria (Relevantie, Coherentie, Doeltreffendheid, Duurzaamheid, Impact, Synergiën, Lerend vermogen). Op dit moment zijn er 61 programma's: 46 individuele en 15 gemeenschappelijke programma's waarbij tussen de 2 en 4 erkende organisaties betrokken zijn. Op basis van deze programma's is in het kader van de niet-gouvernementele samenwerking iets meer dan 1,262 miljard euro uitgetrokken voor de programmeringscyclus 2022-2026.
  4. Verantwoording en monitoring: die de verschillende verantwoordingsmethoden omvat (financieel verslag en verslag over het behalen van resultaten), evenals de bezoeken die de administratie op het terrein (in België of in het buitenland) heeft uitgevoerd en de verschillende opvolgingsinstrumenten die door de administratie zijn opgezet.
  5. Institutionele dialogen: die een dialoog met een organisatie (of meerdere in het kader van gemeenschappelijke programma's) mogelijk moeten maken om de institutionele evolutie en de uitvoering van het gesubsidieerde programma te bespreken.
  6. Strategische dialogen: die het mogelijk moeten maken een dialoog aan te gaan met de organisaties die deelnemen aan een GSK, in samenwerking met diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland, om de ontwikkeling van de interventiecontext en de daaraan verbonden risico's aan te kaarten, maar ook om ervaringen uit te wisselen tussen erkende actoren of de evolutie van collectieve doelstellingen en synergiën/complementariteit.
  7. Evaluaties en audits: die een onafhankelijk beeld moeten geven van de uitvoering van het programma en de behaalde resultaten (evaluatie) of van het gebruik van de toegekende subsidies (audits).
  8. Financiële controle: die wordt uitgevoerd door een dienst van de administratie, onafhankelijk van DGEO, met of zonder de steun van externe auditors, en die zich richt op de controle van het gebruik van subsidies.
  9. De Sectorale Dialoog: die plaatsvindt met de Federaties die de erkende organisaties vertegenwoordigen, en die het mogelijk moet maken om lering te trekken uit alle bovengenoemde schakels en te werken aan de verbetering van de keten als geheel.

Opmerking: De accreditatie is een van de voorwaarden voor organisaties om toegang te krijgen tot publieke financiering voor de uitvoering van hun activiteiten in ontwikkelingssamenwerking. Ze wordt verleend naar aanleiding van een gunstig onderzoek naar de voorwaarden die vastgelegd zijn in de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking; met betrekking tot de performantie van het organisatiebeheersingssysteem binnen 9 beheersdomeinen, naargelang de complexiteit van deze organisatie. 

Bezoek zeker eens de website van NGO-Federatie – Nederlandstalig – of de website van ACODEV – Franstalig en Duitstalig – om meer te weten over de verschillende mogelijkheden van (co)financiering van organisaties van het maatschappelijk middenveld.


Stage- en studiebeurzen


De stage- en studiebeurzen worden toegewezen door de overkoepelende organisaties voor universitaire samenwerking, ARES en VLIR-UOS.

Daarnaast worden ook beurzen toegewezen via een toekenningsprogramma in het kader van cursussen en opleidingen die specifiek gericht zijn op studenten uit de partnerlanden van de academische samenwerking.

Meer informatie:

Programma van wetenschappelijke samenwerking


Er worden ook beurzen toegekend door de actoren van de wetenschappelijke samenwerking. Dat gebeurt via het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen, AfrikaMuseum en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

Meer informatie:


Cofinanciering van audiovisuele producties


In het kader van haar opdracht van wereldburgerschapseducatie ziet de Belgische Ontwikkelingssamenwerking audiovisuele producties als een krachtig instrument. Ze verschaft financiële steun voor audiovisuele projecten die aansluiten bij haar doelstellingen.

Deze publieke markt heeft tot doel financiële steun te verlenen aan audiovisuele projecten die zich bezighouden met menselijke en duurzame ontwikkelingsvraagstukken die verband houden met het Globale Zuiden en een educatieve en maatschappelijke reikwijdte hebben. Deze audiovisuele projecten moeten gericht zijn op het Belgische publiek.

Overeenkomstig de volgende categorieën kunnen zeven soorten aanvragen voor cofinanciering worden ingediend:

  • CATEGORIE 1 - Fictie- of animatieproductie
  • CATEGORIE 2 - Documentaire
  • CATEGORIE 3 - Tv-serie
  • CATEGORIE 4 - Tv-evenement
  • CATEGORIE 5 - Promotie van een film met het oog op distributie/uitzending op ruime schaal
  • CATEGORIE 6 – Game
  • CATEGORIE 7 – Digitale media

De projecten worden geselecteerd op basis van vijf criteria:

1/ verhalende of interactieve inhoud, 2/ publiek en uitzending (impact), 3/ visuele en vormelijke kwaliteit, 4/ pedagogische begeleiding, 5/ efficiëntie

Hieraan deelnemen is verplicht via de Europese site voor overheidsopdrachten op het volgende adres: BOSA - eProcurement (publicprocurement.be)

Alle vragen moeten ook worden gesteld op het forum op dit adres: BOSA - eProcurement (publicprocurement.be)

Hieronder vindt u het lastenboek 2024:


Maatschappijopbouw en goed bestuur


De financiering voor maatschappijopbouw en goed bestuur ondersteunt de Belgische prioriteiten voor de Agenda 2030 op het vlak van duurzame ontwikkeling door doelgerichtere en concretere interventies mogelijk te maken. De impact wordt versterkt door een systemische aanpak waarbij er veel aandacht gaat naar samenhang, flexibiliteit en innovatie.

Deze financiering is ingebed in de Agenda 2030, het Akkoord van Parijs en de prioritaire en transversale thema’s. De focus ligt sterk op fragiele contexten:

  • De globale transversale overwegingen zoals een op rechten gebaseerde aanpak, in het bijzonder bij de meest kwetsbare en arme volkeren (Leave no one behind)
  • De Triple Nexus-benadering : waarbij humanitaire hulp, ontwikkelingssamenwerking en vredesinitiatieven elkaar onderling versterken

Bij alle interventies wordt er bovendien rekening gehouden met de 2 prioritaire transversale thema’s van de ontwikkelingssamenwerking: milieu en gendergelijkheid.

De doelstelling is om onze impact en resultaten te verbeteren op het vlak van de prioritaire thema’s van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Het gaat dan in het bijzonder over de volgende prioriteiten met betrekking tot maatschappijopbouw:

  1. De overgang naar democratie ondersteunen in fragiele landen door de institutionele structuur te versterken. Er wordt ook gestreden tegen de fundamentele oorzaken van het fragiele karakter, namelijk de crisissituaties en de conflicten.
  2. Het respect voor de mensenrechten beschermen en bevorderen, met een bijzondere focus op de politieke rechten (democratie en rechtstaat), de versterking van de civiele maatschappij, vrouwen- en kinderrechten.
  3. De gendergelijkheid en de autonome rechten van vrouwen en meisjes bevorderen, met een bijzondere aandacht voor de specifieke uitdagingen van jongeren in ontwikkelingslanden.
  4. Actuele prioriteiten waarmee we rekening moeten houden ten gevolge van nieuwe mondiale uitdagingen die op korte termijn zijn ontstaan, en die momenteel niet financieel ondersteund kunnen worden door andere basissubsidies.


Vrijstelling van giften


Burgers, bedrijven, organisaties, scholen of migrantenorganisaties zetten zelf heel wat internationale solidariteitsprojecten in het Globale Zuiden op poten.

De giften ten voordele van deze niet-gesubsidieerde burgerinitiatieven kunnen in aanmerking komen voor een belastingvermindering. Eén van de voorwaarden is dat deze initiatieven georganiseerd worden door een hiervoor erkende vzw.
 

Procedure om belastingvermindering aan te vragen


Om erkend te worden als “instelling voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden” in het kader van belastingvermindering voor giften in geld, moet de vzw een erkenning aanvragen bij het ministerie van Financiën en dit ten laatste op 31 december van het jaar voorafgaand aan de periode voor dewelke de erkenning wordt aangevraagd.

De minister van Financiën stuurt vervolgens een kopie van het dossier naar de minister bevoegd voor ontwikkelingssamenwerking.

Het dossier bevat een activiteitenrapport en een financieel rapport over het voorbije jaar. De administratie moet over voldoende gedetailleerde informatie beschikken om het dossier te kunnen beoordelen. De informatie moet nauwkeurig en verifieerbaar zijn, in het bijzonder over de lokale partners, de plaats van interventie en de begunstigden.

Vervolgens stuurt de minister van Ontwikkelingssamenwerking een brief naar de collega van Financiën met een al dan niet gunstige beslissing in functie van de door zijn of haar administratie onderzochte criteria.

De vzw ontvangt de finale beslissing via de minister van Financiën. Uitsluitend de vzw’s die een gunstig antwoord hebben ontvangen van de minister van Ontwikkelingssamenwerking en van de minister van Financiën krijgen de erkenning.