Mineralen in alle transparantie?

  1. Laatst bijgewerkt op
Image
Werkers staan in ontginningsgebied met machine op achtergrond

Mijnbouw in Zuid-Afrika. © Shutterstock

De wereld staat voor ingrijpende evoluties, waarbij de inzet van nieuwe technologieën centraal staat. De productie van zonnepanelen, windturbines, elektrische wagens en batterijen vergt een aanzienlijke hoeveelheid grondstoffen zoals kobalt, lithium, tantalium, koper, nikkel, chroom, ijzer, zilver, tellurium, zeldzame aarden… Allerlei elektronische toestellen zoals smartphones en computers bevatten tin, tantalium, wolfraam en goud (samen “3TG” genaamd).

Fragiele staten

Het toeval wil dat deze grondstoffen zich vaak in fragiele staten met zwakke instellingen en behoorlijk wat corruptie bevinden. De opbrengsten van de mijnbouwsector komen onvoldoende ten goede van het algemeen welzijn, laat staan van de in armoede levende plaatselijke bevolking. Meer nog, vaak financieren de winsten van de mijnbouw allerlei gewapende groepen die de bevolking terroriseren met geweld en seksueel misbruik. De toenemende wereldwijde vraag aan grondstoffen maakt het allemaal nog erger.

Gelukkig bestaat er sinds 2003 het “Extractive Industries Transparency Initiative” (EITI), een samenwerkingsverband tussen overheden, mijnindustrie en het maatschappelijk middenveld (zie kader). EITI stelt zich tot doel om de geldstromen van de mijnbouw (olie, gas, mineralen) transparanter te maken opdat de corruptie zou afnemen en de bevolking meer profijt zou halen uit de inkomsten. Wat begon als een beperkt aantal regels rond de inning van belastingen en de publicatie van mijnbouwvergunningen, groeide uit tot een internationale standaard met tal van aandachtspunten rond democratie, milieu en goed beheer.

Internationale standaard

Zo verbinden deelnemende landen zich ertoe om onder meer de volgende aspecten openbaar te maken: de bijdrage van de mijnbouw aan de nationale economie, data over de productie, een omschrijving van het belastingsysteem, een overzicht van mijnbouwlicenties en – licentiehouders, een omschrijving van hoe de inkomsten uit de mijnbouw in rekening gebracht worden in de nationale budgetten, de rol van bedrijven die in handen zijn van de staat en zo meer. Landen worden ook aangemoedigd om contracten te publiceren, naast details over de werkelijke eigenaars van de bedrijven. Deze zijn immers vaak onbekend omdat ze in het buitenland verblijven en werken met lokale managers. Kortom, een verregaand pakket van vereisten.

EITI telt zo’n 52 implementerende landen, met name heel wat Afrikaanse landen zoals DR Congo, Tanzania, Burkina Faso en de Centraal-Afrikaanse Republiek, naast landen uit Azië zoals Kazakhstan, Indonesië, Mongolië, Colombia, alsook enkele Europese landen zoals Noorwegen en Duitsland.

Goede score

Elk land moet jaarlijks een verslag opstellen over de vooruitgang met betrekking tot de EITI-standaard, terwijl het Internationale Secretariaat van het EITI regelmatig “opvolgingsrapporten” opmaakt. ‘Maar als een land een goede score krijgt, moet je niet denken dat alles piekfijn in orde is’, verduidelijkt Jean-Louis Pont die EITI bij de FOD Buitenlandse Zaken opvolgt. ‘Het gaat hier over een geleidelijk proces met langzame vooruitgang. Landen die niet voldoen aan de vereisten, kunnen echter wel degelijk uitgesloten worden. Dat was bijvoorbeeld het geval met Niger omdat de civiele samenleving er niet voldoende vrij was. Het land boekte opmerkelijke vorderingen en wil nu opnieuw lid worden.’

Wie uitgesloten wordt, ondervindt daar nadeel van. ‘Uitgesloten landen lijden imagoschade’, zegt Pont. ‘Ze kunnen moeilijker aantonen dat ze degelijke productielanden zijn. Daardoor krijgen ze vaak minder vlot leningen van internationale financiële instellingen zoals de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds.’

De voornaamste zwakte van het EITI is volgens Pont dat de meeste van zijn leden relatief kleine of middelgrote producerende landen zijn, behalve dan landen zoals Noorwegen en Duitsland. ‘EITI zou veel sterker staan als ook de grote mijnbouwlanden zoals de VS, China en India lid zouden zijn. Maar dat is voorlopig niet aan de orde.

2,5 biljoen dollar

Ondanks de langzame vooruitgang blijft Jean-Louis Pont enthousiast. ‘Je moet bedenken dat de situatie bij de oprichting van het EITI in 2003 echt desastreus was. Dat verander je niet volledig op 15 jaar tijd! Neem nu Congo-Brazzaville. Bijna alle ngo’s waren er aanvankelijk schaduwgroepen, gedreven door lokale politieke of economische machten. Dankzij het EITI heeft de civiele samenleving er sterk aan geloofwaardigheid gewonnen en zit nu mee aan tafel. DR Congo beschikt momenteel over een nieuwe mijnbouwcode. Het EITI heeft daar zeker een rol in gespeeld.’

Het EITI zelf meldt dat in het voorbije decennium 2,5 biljoen dollar aan inkomsten uit belastingen en andere inkomsten openbaar gemaakt werd in de EITI-landen. Regelmatig wordt de standaard bijgesteld. Zo kwam er ook aandacht voor de schadelijke impact op het milieu. Mijnen zijn inderdaad vaak notoire milieuvervuilers die ook veel water verbruiken. Hoewel moeilijk in kaart te brengen, probeert de EITI ook zicht te krijgen op de artisanale mijnbouw. Miljoenen mensen halen er een inkomen uit.

Image
Goudzoekers in Tanzania

Op zoek naar goud in Tanzania. Hoewel moeilijk in kaart te brengen, probeert de EITI ook zicht te krijgen op de artisanale mijnbouw. © Shutterstock

België steunt

België - hoewel zelf geen mijnbouwland meer - is een fervente voorstander van het EITI. Sinds 2017 geeft ons land jaarlijks 100.000 euro aan het Internationale Secretariaat. Het “Extractives Governance Programmatic Support” (EGPS) - een fonds van de Wereldbank - krijgt jaarlijks 425.000 euro. Het EGPS ondersteunt het EITI, meer bepaald voor capaciteitsopbouw in implementerende landen, met speciale focus op arme en fragiele landen.

België speelt een actieve rol in de vergaderingen van de raden van bestuur, met name als waarnemer bij EITI en als volwaardig lid bij EGPS. Volgend jaar is ons land coördinerend lid van een donorgroep bij EITI.

In een wereld waar de internationale samenwerking onder toenemende druk staat, blijft het EITI rustig verder timmeren aan de weg. Ondertussen heeft het initiatief wel degelijk zijn impact bewezen. En dat kan alleen maar ten goede komen van de 3,5 miljard mensen die in landen leven die rijk zijn aan olie, gas en mineralen. Dat betekent meteen ook een stevige steun voor de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de VN.

Het EITI: hoe het ontstond

In de late jaren 1990 en de vroege jaren 2000 kwamen meer en meer gegevens vrij over de aanzienlijke winsten van de mijnbouw die, paradoxaal genoeg, leidden tot meer armoede, conflict en corruptie. Ook ngo’s zoals Global Witness, Human Rights Watch en Oxfam Amerika voerden campagnes over het thema.

Geleidelijk groeide het besef dat het niet volstond om één land of één bedrijf onder druk te zetten “om te publiceren wat ze betaalden”. Er was nood aan een “tripartite” formule op internationaal niveau: overheden, bedrijven en ngo’s dienden samen aan tafel te zitten.

Na een oproep van toenmalig Brits Eerste Minister Tony Blair op de Wereldtop voor Duurzame Ontwikkeling in Johannesburg in 2002, organiseerde het Brits Internationaal Departement voor Internationale Samenwerking (DFID) in 2003 een bijeenkomst voor bedrijven, civiele samenleving en regeringsvertegenwoordigers. Daaruit ontstond het “Extractive Industries Transparency Initiative”.

Ook op diverse G8-toppen stond het thema op de agenda. De G8 vroeg de Wereldbank om regeringen te ondersteunen die meer transparantie toepassen. De Wereldbank richtte daarop in 2004 een fonds op, dat sinds 2016 de naam draagt van “Extractives Governance Programmatic Support” (EGPS).

Het EITI beschikt over een Internationaal Secretariaat en een Raad van Bestuur, samengesteld volgens de tripartite formule. Het voert controles uit en richt 3 maal per jaar een bijeenkomst in om de globale strategie en het algemeen beheer te bespreken.