Belgiens Politik in der EU

Diese Rubrik gibt einen Überblick über die Politik Belgiens innerhalb der Europäischen Union.
  1. Zuletzt aktualisiert am
Image
Foto van een computerscherm en eurobiljetten

© Shutterstock

Kort samengevat


Sinds 1992 is economisch bestuur een belangrijke pijler van de structuur van de economische en monetaire unie. Het heeft als opzet macro-economische onevenwichtigheden op te sporen en te corrigeren die de nationale economieën kunnen verzwakken en – door grensoverschrijdende overloopeffecten – andere EU-landen kunnen treffen.

De EU-economie wordt met nieuwe uitdagingen geconfronteerd bij het herstel na de COVID-19-pandemie en als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Tegen de achtergrond van hoge schuldenniveaus, rentetarieven en nieuwe gezamenlijke investerings- en hervormingsdoelstellingen werkt de EU momenteel het stabiliteits- en groeipact bij. Ze bespreekt ook opnieuw hoe het doeltreffender kan worden gemaakt.

Tegelijkertijd stelt de Europese Unie alles in het werk om de sociale convergentie tussen de lidstaten aan te scherpen via de Europese pijler van sociale rechten, die in 2017 werd goedgekeurd.

Vanuit die dynamiek wil de EU ervoor zorgen dat de concurrentie tussen de lidstaten inzake arbeidsvoorwaarden gezond en eerlijk is. Tegelijk wil ze ook de rechten en de bescherming van de werknemers versterken. De EU wil eveneens het sociaal welzijn aanscherpen en sociale rechten toegankelijker maken voor de Europese burgers. Daarbij neemt ze de desbetreffende bevoegdheden van de lidstaten in acht.  

De directie-generaal Europese Zaken en Coördinatie (DGE) coördineert de standpunten die België inzake de economische en monetaire unie (EMU), de communautaire begroting en sociale convergentie in de Europese fora inneemt.


Doelstellingen voor België


Economisch bestuur


De economische en monetaire unie (EMU) is het resultaat van economische eenwording binnen de Europese Unie. Ze heeft als taak ondersteuning te verlenen voor duurzame economische groei en een hoog werkgelegenheidsniveau door middel van geëigend economisch en monetair beleid. Dat behelst drie kerndoelstellingen:

  1. een monetair beleid uitvoeren dat zich richt op de voornaamste doelstelling van prijsstabiliteit.
  2. mogelijke negatieve overloopeffecten vermijden die het gevolg zijn van onhoudbare overheidsfinanciën, voorkomen dat er binnen de lidstaten macro-economische onevenwichtigheden ontstaan en de lidstaten in staat stellen hun economische beleid onderling tot op zekere hoogte te coördineren.  
  3. de goede werking van de interne markt veiligstellen.

De euro werd in 1999 in het leven geroepen en maakt in 20 lidstaten van de Europese Unie al deel uit van het dagelijkse leven. Die eenheidsmunt is een sleutelgegeven van die EMU en biedt verschillende voordelen: ze verlaagt de financiële transactiekosten, maakt reizen gemakkelijker en versterkt de rol van Europa op internationaal niveau. De euro helpt de interne markt te voltooien.

Sinds 1992 is economisch bestuur de andere belangrijke pijler van de structuur van de economische en monetaire unie. Ze heeft als opzet macro-economische onevenwichtigheden op te sporen en te corrigeren die de nationale economieën kunnen verzwakken en – door grensoverschrijdende overloopeffecten – andere EU-landen kunnen treffen.

Sinds het Verdrag van Maastricht van 1992 is dat kader geleidelijk complexer geworden. Er werden hervormingen doorgevoerd als reactie op economische crises zoals de wereldwijde financiële crisis van 2008. Ze toonden aan dat de Europese economieën onderling afhankelijk zijn en beklemtoonden dat er een absolute noodzaak is aan een sterker sociaal-economisch en financieel bestuur binnen de EU, meer bepaald in de eurozone. Daarom wordt de begroting strenger gecontroleerd. Gezien het risico van aanhoudende ernstige onevenwichtigheden op het gebied van sociaal welzijn en werkgelegenheid worden de indicatoren die daarop betrekking hebben, voortaan ook meegenomen in de economische analyses.

Meer bepaald is dat kader momenteel gebaseerd op:

  • het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: daarin zijn drempels vastgelegd voor het overheidstekort (onder 3% van het bruto binnenlands product [bbp] en de overheidsschuld [onder 60% van het bbp]).
  • het stabiliteits- en groeipact: een geheel van regels en procedures voor een nauwere coördinatie van het nationale begrotings- en economische beleid in de EU;
  • het Europees Semester: de jaarlijkse cyclus voor de coördinatie van het economisch,  begrotings-, sociaal en werkgelegenheidsbeleid in de EU, die in 2011 werd ingevoerd;
  • de als sixpack en twopack bekendstaande wetgevingshervormingen: extra regels en procedures ter versteviging van het stabiliteits- en groeipact, die werden aangenomen in 2011 en 2013.

De EU-economie wordt met nieuwe uitdagingen geconfronteerd bij het herstel na de COVID-19-pandemie en als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Tegen de achtergrond van hoge schuldenniveaus, rentetarieven en nieuwe gezamenlijke investerings- en hervormingsdoelstellingen werkt de EU momenteel het stabiliteits- en groeipact bij. Ze bespreekt ook opnieuw hoe het doeltreffender kan worden gemaakt.

 Op 26/04/2023 presenteerde de Commissie daartoe een pakket van drie wetgevingsvoorstellen: twee verordeningen die als doel hadden de 2 pijlers van het stabiliteits- en groeipact, dat voor het eerst in 1997 werd aangenomen, te vervangen (het preventieve deel) of te wijzigen (het correctieve deel), en een gewijzigde richtlijn betreffende voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten.

In december 2023 stelde de Raad een algemene benadering inzake het wetgevingsvoorstel over het preventieve deel van dat pact vast. Op basis van dat mandaat kan het Belgische Voorzitterschap van de Raad in 2024 onderhandelingen voeren met het Europees Parlement, dat optreedt als medewetgever. Voor het eind van de Europese zittingsperiode moeten ze tot een akkoord met het Parlement leiden. 

Op nationaal niveau is België ervan overtuigd dat de vereiste van gezonde overheidsfinanciën enerzijds en de mogelijkheid van productieve en kwaliteitsvolle groeivriendelijke overheidsinvesteringen anderzijds opnieuw op elkaar moeten worden afgestemd.
 

De sociale dimensie van de economische en monetaire unie


Zoals uit de financiële crisis van 2008 bleek, kunnen macro-economische onevenwichtigheden een zware sociaal-economische impact hebben op de Europese burgers. Over het algemeen wordt voortaan erkend dat de EMU een sociale dimensie moet hebben. Rekening houdend met het risico dat aanhoudende ernstige onevenwichtigheden op dat gebied met zich meebrengen, worden de sociale en werkgelegenheidsindicatoren voortaan in de economische analyses meegenomen. De verdieping van de EMU geeft de aanzet tot een harmonisch sociaal-economisch bestuur.

De sociale dimensie van de economische en monetaire unie (EMU) krijgt gestalte in de Europese pijler van sociale rechten, die de staatshoofden en regeringsleiders in november 2017 hebben goedgekeurd. Die pijler behelst 20 kernbeginselen, die zijn verdeeld over drie hoofdthema’s: (1) gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, (2) eerlijke arbeidsvoorwaarden en (3) sociale bescherming en inclusie.

De pijler moet dienen als referentiekader om de verdieping van de sociale dimensie van de EMU te waarborgen, en om arbeidsmarkten en socialebeschermingsstelsels billijker te maken en tegelijkertijd hun goede werking te bevorderen. Daartoe zet de pijler de bakens uit om wetgeving te maken die is bedoeld om de rechten van werknemers te verbeteren, hun mobiliteit en toegang tot de arbeidsmarkt te versterken en sociale inclusie te bevorderen (richtlijn betreffende terbeschikkingstelling, verordening betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven, toegankelijkheidswet, richtlijn over de rechten van werknemers van digitale platformen, sterkere bescherming van werknemers tegen giftige en kankerverwekkende stoffen …). Hij is gekoppeld aan een sociaal scorebord om trends in de lidstaten te evalueren en indicatoren op te maken om richting te geven aan het sociale en het werkgelegenheidsbeleid, in het kader van het Europees Semester.

In maart 2021 publiceerde de Commissie een actieplan dat de uitrol van de Europese pijler van sociale rechten moet aanzwengelen en nieuwe doelstellingen tegen 2030 vastlegt op het gebied van arbeidsmarktparticipatie, opleiding en versterking van vaardigheden, en armoedebestrijding. De staatshoofden en regeringsleiders hebben dat nieuwe elan omarmd en bekrachtigden die doelstellingen tijdens de sociale top in Porto in mei 2021.

Ook België juicht toe dat er vaart komt in de uitrol van de Europese pijler van sociale rechten en hangt een ambitieuze aanpak aan, zowel inzake sociaal bestuur als op het gebied van sociale convergentie tussen de lidstaten.

Samen met Spanje nam België overigens het initiatief tot het kader voor sociale convergentie, dat in november 2023 voor het eerst werd opgenomen in het Europees Semester. Het opzet daarvan was een juister beeld te geven van de follow-up en de vooruitgang die werd geboekt in de verschillende sociale indicatoren inzake de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten.

Tijdens het Belgische Voorzitterschap van de Raad van de EU in 2024 stelt België alles in het werk om de openstaande dossiers voor het einde van de huidige zittingsperiode af te ronden. Het brengt ook de nieuwe wetgevende en niet-wetgevende initiatieven in kaart die nodig zijn om de Europese pijler van sociale rechten te verwezenlijken en om een groene en digitale transitie die eerlijk en billijk is, mogelijk te maken.
 

Sociale convergentie


Het werkgelegenheidsbeleid en de rechten van de werknemers zijn een belangrijk onderdeel van het sociaal-economisch bestuur van de EU. Ze besteedt veel aandacht aan het werkgelegenheidsbeleid en aan de harmonisatie van de regels inzake tewerkstelling van werknemers, omdat beide aspecten invloed hebben op het concurrentievermogen en de groei.  Zo werd het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) in 2020 gelanceerd om voor 100 miljard euro regelingen voor werktijdverkorting in alle lidstaten van de Unie te financieren als antwoord op de coronapandemie.

Ten gevolge van de opeenvolgende uitbreidingen van de Europese Unie maken steeds meer werknemers bovendien gebruik van hun recht op mobiliteit. Daarom is het belangrijk te voorzien in eerlijke arbeidsvoorwaarden voor alle werknemers. De Unie neemt de bevoegdheden van de lidstaten in acht, maar besteedt in dat verband meer aandacht aan de versterking van de rechten van de werknemers en aan de normen die leiden tot een eerlijke en billijke concurrentie binnen de eengemaakte markt, in het bijzonder op het gebied van mobiliteit en van de terbeschikkingstelling van werknemers.

België verleent actief steun aan initiatieven die bijdragen tot sterkere rechten voor werknemers en tot eerlijke concurrentie op de Europese markt.

Het Belgische Voorzitterschap van de Raad wil in 2024 ijveren voor een ambitieuze en toekomstgerichte sociale agenda. De Europese pijler van sociale rechten is het voornaamste referentie-instrument om op te treden inzake werkgelegenheid en sociaal beleid. Daarom maakt het Belgische Voorzitterschap van de Raad van de EU er een van zijn topprioriteiten van dat de Europese pijler van sociale rechten in het licht van de volgende strategische agenda 2024-2029 moet worden versterkt. Met het oog op een inclusievere en eerlijkere samenleving legt het daarbij de pijlers vast voor een nieuwe sterke sociale agenda voor de periode 2024-2029.  

In dat kader houdt het Belgische Voorzitterschap van de Raad in april 2024 een ministerconferentie in Terhulpen (waarbij de ministers van Werkgelegenheid & Sociale Zaken, het Europees Parlement, de Europese Commissie en Europese sociale partners worden betrokken). De ambitie is daarbij de interinstitutionele verklaring van Terhulpen goed te keuren. In die verklaring is uitgestippeld hoe de sociale agenda en de strategische agenda moeten worden uitgevoerd met het oog op de volgende Europese zittingsperiode (2024-2029). Concreet wil het Belgische Voorzitterschap de ministers en de Europese instellingen ertoe verbinden om de Europese pijler van sociale rechten te verdiepen. Het hoopt ook vast te leggen welke initiatieven in het leven moeten worden geroepen om verder gestalte te geven aan de Europese pijler van sociale rechten en hoe werkgelegenheid, sociale inclusie, de werknemersrechten, gelijkheid tussen man en vrouw, en gelijke kansen tijdens de volgende EU-zittingsperiode moeten worden aangepakt.
 

De Europese begroting


Het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027 is de langetermijnbegroting van de Europese Unie. Daarin staat hoeveel geld er gaat naar de programma’s en de maatregelen op alle beleidsgebieden van de Unie (onderzoek, cohesie, landbouw, migratie, defensie, nabuurschap, bestuur …) worden gefinancierd. Op basis van dat meerjarig financieel kader wordt de jaarlijkse EU-begroting goedgekeurd.  

Ondanks haar vrij beperkte omvang (ongeveer 1% van het bni van de lidstaten, het herstelplan Next Generation EU niet meegerekend) heeft de Europese begroting een hoge meerwaarde om maatregelen te financieren die niet op nationaal niveau alleen kunnen worden uitgevoerd (grootschalige projecten, uitwisselingsprogramma’s) of een internationale/wereldwijde impact beogen (solidariteit en cohesie tussen de lidstaten, voedselveiligheid, buitenlandbeleid …).

70% van de Europese begroting wordt gefinancierd door rechtstreekse bijdragen van de lidstaten, die worden verdeeld op basis van hun relatieve welvaart. De overige 30% wordt gedekt door verschillende middelen (btw-bijdrage, landbouw-/handelsbijdragen …).

De Europese begroting (het meerjarig financieel kader 2021-2027 bedraagt ongeveer 1.200 miljard euro tegen lopende prijzen, het Europese herstelplan Next Generation EU, waarvoor op zijn beurt meer dan 800 miljard euro wordt uitgetrokken, niet meegerekend) is momenteel onderverdeeld in drie grote uitgavenblokken, namelijk 1/3 voor het cohesiebeleid, 1/3 voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de laatste 1/3 voor de zogenoemde ‘nieuwe’ prioriteiten (in vergelijking met het cohesiebeleid en het landbouwbeleid, die als traditioneel worden beschouwd), namelijk onderzoek en innovatie, migratie, grensbescherming, defensie alsook het buitenlandbeleid van de EU. Dat laatste 1/3 omvat ook de uitgaven voor het Europees openbaar bestuur.  

Bij de vorige begrotingscycli bestond de neiging om de verdeling van de Europese middelen geleidelijk te ‘moderniseren’ naargelang de nieuwe prioriteiten. Het cohesie- en landbouwbeleid speelt met andere woorden een kleinere rol, zodat andere prioriteiten kunnen worden gefinancierd. Tegelijk wordt ook erkend hoe belangrijk een passende financiering is voor de traditionele EU-prioriteiten.

De herziening van het MFK 2021-2027, die momenteel op tafel ligt, ging in juni 2023 van start. Ze maakt ook deel uit van een initiatief om de Europese begroting te moderniseren. Het opzet daarvan is de nieuwe prioriteiten te financieren, namelijk de financiële steun voor Oekraïne (de faciliteit voor Oekraïne), de strategische autonomie (platform voor strategische technologieën – STEP) van de Unie of de migratiepartnerschappen met derde landen.

In 2024 wil het Belgische Voorzitterschap van de Raad van de EU zich inzetten om de onderhandelingen over de herziening van het meerjarig financieel kader af te ronden. Daarbij bouwt het voort op de vooruitgang van het Spaanse Voorzitterschap. Dat is cruciaal als de EU de nodige middelen wil hebben om zich aan te passen aan de economische en geopolitieke situatie van het continent, meer bepaald wat de steun voor Oekraïne betreft.

Het Belgische Voorzitterschap van de Raad valt tussen twee Europese zittingsperioden en markeert een kantelpunt. Het wil ook graag nadenken over de toekomst van de EU. Onder meer de toekomst van de Europese begroting staat op de agenda. Het zal zo hard mogelijk blijven werken aan de voorstellen voor nieuwe eigen middelen die de Europese Commissie in december 2021 heeft geopperd en in juni 2023 heeft aangevuld.