De partnerschappen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking

  1. Laatst bijgewerkt op

Om haar doelstellingen te realiseren maakt de Belgische ontwikkelingssamenwerking gebruik van verschillende partnerschappen. Belangrijke partnerschappen zijn

  • Overheden van de ontwikkelingslanden en andere donoren aanwezig in de partnerlanden (gouvernementele samenwerking)
  • niet-gouvernementele actoren in België en in de partnerlanden (via ngo’s, universiteiten, organisaties uit het maatschappelijk middenveld)
  • multilaterale organisaties.

De Belgische ontwikkelingssamenwerking financiert naast deze partnerschappen nog een aantal specifieke programma’s (noodhulp, voedselhulp, Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid…).

Sensibilisering en informatie zijn ten slotte ook een belangrijke opdracht. De Belgische ontwikkelingssamenwerking stemt deze verschillende kanalen, programma’s en initiatieven op elkaar af.

Een overzicht van de partnerschappen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking:

Enabel


Enabel is het ontwikkelingsagentschap van de Belgische federale regering. Naast de gouvernementele samenwerking voert het ook het Belgisch internationaal ontwikkelingsbeleid uit. Zo is Enabel actief op de domeinen:

  • klimaatverandering & milieu
  • menselijke mobiliteit
  • verstedelijking
  • vrede & veiligheid
  • sociale en economische ongelijkheid
  • wereldburgerschap

Enabel voert deze opdrachten uit in het kader van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, in België en in het buitenland. Om de impact op het terrein te vergroten en dus deze Agenda 2030 te realiseren, biedt Enabel zijn expertise aan, bevordert het de interactie tussen alle spelers en sluit het de best mogelijke partnerschappen. Zo voert het bijvoorbeeld ook programma’s uit in opdracht van de Europese Unie.

Meer informatie over Enabel: www.enabel.be/nl

Image
Enabel

Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (BIO)


De Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (BIO) is binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking een van de sleutelactoren op het gebied van de financiering van de lokale privésector.

Een sterke en duurzame privésector is van essentieel belang als aanzet tot een alomvattende, verregaande en duurzame verbetering van de leefomstandigheden van de lokale bevolking.

BIO, als instantie voor ontwikkelingsfinanciering, is het Belgische instrument om de privésector in de ontwikkelingslanden te steunen.

Meer informatie over BIO: www.bio-invest.be

Image
Belgian Investment Company for Developing countries (BIO)

Erkende actoren van de niet-gouvernementele samenwerking


Het doel van een erkenning als actor van de niet-gouvernementele samenwerking is die organisaties te selecteren die er garant voor staan om subsidies op een verantwoorde en efficiënte manier te besteden.

De erkenning als Civiele Maatschappij Organisatie (CMO) is een van de voorwaarden voor een organisatie om toegang te krijgen tot publieke financiering voor haar ontwikkelingssamenwerkingsactiviteiten. Ze wordt verkregen na gunstig onderzoek van de voorwaarden voorzien in de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische ontwikkelingssamenwerking (artikel 26), die het onderzoek omvat van de performantie van het beheerssysteem van de organisatie op 9 beheersgebieden (financieel, strategisch, procesmatig, resultaatgericht management, partnerschappen, rekening houden met transversale thema's gender en milieu, risicobeheer, personeelsbeheer en transparantie), gekruist met het niveau van complexiteit van deze organisatie, dat wordt bepaald door haar omvang, geografische spreiding, haar thematische spreiding, de diversiteit aan partners, de spreiding van opdrachtgevers en de hoeveelheid personeel. De accreditatie wordt verleend voor een periode van 10 jaar en het onderzoek om deze te verkrijgen wordt om de 5 jaar georganiseerd. Het volgende onderzoek zal plaatsvinden in 2025 en 2026.

Momenteel zijn 93 organisaties geaccrediteerd:

  • 3 Federaties: ACODEV, NGO-Federatie en FIABEL. Zij vertegenwoordigen alle erkende organisaties, volgens hun categorie en/of hun taalregime.
  • 9 Institutionele Actoren (AI), dit zijn organisaties die zijn opgericht door een federale, gemeenschaps-, regionale, provinciale of gemeentelijke overheid, of die er direct of indirect door worden gecontroleerd of beheerd.
  • 81 ngo’s dit zijn vzw’s die voortkomen uit de Belgische vrijwilligerssector ten gunste van internationale solidariteit. Twee organisaties hebben zowel een erkenning als CSO als als koepel, te weten 11.11.11 en CNCD-11.11.11

Lijst van geaccrediteerde ngo's (PDF, 222.5 KB)
 

Multilaterale actoren


In een intens verbonden internationale context hebben beslissingen en gebeurtenissen aan de andere kant van de wereld een impact op België. Om zich wendbaar op te stellen en efficiënt te anticiperen 
in een globaliserende context, is multilaterale samenwerking hoogstnoodzakelijk. Daarom ook kan het belang van internationale samenwerking met multilaterale actoren niet voldoende benadrukt worden.

De Belgische ontwikkelingssamenwerking werkt in essentie met drie onderscheiden groepen van multilaterale partners:

  • de VN-instellingen en organen;
  • de Europese Unie;
  • de internationale financiële instellingen die actief zijn in de ontwikkelingslanden.

De multilaterale samenwerking is goed voor een aandeel van om en bij de 40% van het budget en zo een centrale pijler binnen de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Dit is conform aan het engagement van de regering als pleitbezorger van een efficiënt multilateralisme. 


Europese Unie


Het Belgisch beleid is niet alleen ingebed in de internationale inspanningen zoals de  Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), maar ook in de Europese inspanningen. Als lidstaat van de Europese Unie (EU) denkt België mee het Europees samenwerkingsbeleid uit en beïnvloedt dit beleid op basis van zijn nationale prioriteiten. Ook ondersteunt België de EU-prioriteiten en centrale sectoren als de Green Deal, Job creation en digitalisering.

De belangrijkste partner voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking is Europa. Ongeveer 30 procent van het budget voor Belgische ontwikkelingssamenwerking wordt immers verdeeld via de Europese instellingen. Daarom neemt België actief deel aan de discussies over hoe de fondsen besteed worden en welke prioriteiten er gekozen worden.

In overleg met de vertegenwoordigers van de FOD Financiën, wordt opgevolgd of de Europese financiële architectuur voor ontwikkelingssamenwerking en de nieuwe financiële instrumenten van de EU effectief bijdragen tot het realiseren van de SDG’s. De Europese ontwikkelingsbank (EIB) speelt een cruciale rol in deze architectuur.

België zal zich ten slotte blijven inschakelen in de “Team Europe”-aanpak. Door Enabel en BIO de kans te geven hun expertise in te zetten, vergroten we de synergie tussen de Belgische en Europese samenwerking en hun impact op het terrein.


VN-ontwikkelingssystemen


Onze samenwerking met de VN-instellingen en -organen gebeurt hoofdzakelijk via een vrijwillige meerjarige bijdrage tot de algemene middelen (core-financiering) van een beperkt aantal erkende multilaterale partnerorganisaties waarvan de doelstellingen coherent zijn met onze eigen thematische prioriteiten (zie koninklijk besluit tot vastlegging van de partners van de multilaterale samenwerking van 29/05/2015).

In 2021 werden nieuwe meerjarige financieringsovereenkomsten voor de periode 2021-2024 afgesloten met de volgende organisaties:

  • FAO
  • OHCHR
  • WHO
  • IOM
  • UNDP
  • UN Women
  • The Global Fund for Aids Tuberculosis and Malaria (GFATM)
  • The Global Programme for Education (GPE)
  • UNAIDS
  • UNFPA
  • UNICEF
  • UNEP
  • CGIAR
  • EITI
  • IMF
  • EGPS


Ter aanvulling van dit core-beleid en ter ondersteuning van onze beleidsprioriteiten kunnen daarnaast ook specifieke multilaterale projecten, initiatieven, fondsen in de vorm van
geoormerkte samenwerking (bedoeld voor een specifiek project) gefinancierd worden. Bij voorkeur vindt de uitvoering daarvan plaats op niveau van onze partnerlanden.


Ontwikkelingsbanken


Binnen het kader van de Belgische ontwikkelingssamenwerking nemen de Wereldbank en de (sub)regionale ontwikkelingsbanken een belangrijke rol in. België draagt voornamelijk bij aan de algemene middelen van deze organisaties (core financing).

Dankzij deze financiële instellingen kunnen landen, voor wie een gewone lening te duur blijkt, aan zachte voorwaarden kapitaal lenen. Deze leningen kunnen vervolgens aangewend worden voor een verzameling aan investeringsmogelijkheden met een gemeenschappelijk doel: de bestrijding van armoede en het bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen.

Om deze doelstellingen te bereiken wordt eveneens een inspanning geleverd om de schuldsituatie van landen in nood te verlichten en vinden investeringen plaats in fragiele gebieden waar het investeringsmilieu niet optimaal is. Bij deze investeringen is het bijgevolg van essentieel belang dat de landen in kwestie hun ontwikkeling in de toekomst met eigen middelen kunnen financieren. Hiervoor wordt bij ontwikkelingsprojecten expliciet ingezet op de ontwikkeling van een duurzame en veerkrachtige economie

Een voorbeeld bij uitstek, is de centrale rol die de multilaterale ontwikkelingsbanken spelen in het kader van de respons op de COVID-19-crisis. Nadat in de eerste fase via vooruitgeschoven betalingen, miljarden voor ontwikkelingslanden vrijgemaakt werden om zo de impact van de pandemie op gezondheids- en economisch vlak te verzachten, zal in een tweede fase de focus komen te liggen op de heropbouw van een duurzame en veerkrachtige economie. 

De Belgische ontwikkelingssamenwerking volgt 4 internationale financiële instellingen van nabij op, namelijk

  • de Wereldbank (in nauw overleg met de FOD Financiën),
  • de Afrikaanse Ontwikkelingsbank,
  • de West-Afrikaanse Ontwikkelingsbank,
  • drie faciliteiten van technische assistentie van het IMF, namelijk het Revenue Mobilization Trust Fund, het COVID-19 initiative en de activiteiten van twee vormingscentra van het IMF in West- en Centraal Afrika.

Hierbij wordt steeds de focus gelegd wordt op activiteiten van technische assistentie in het domein van belastingsbeheer en administratie.
 

Universiteiten


De indirecte universitaire samenwerking wordt geregeld door overeenkomsten tussen de Belgische staat en:

  • De Vlaamse universiteiten (vertegenwoordigd in de )
  • De Franstalige universiteiten, vertegenwoordigd in de )

Ze gaan vergezeld van vijfjarenplannen die de doelstellingen en de middelen bepalen die voor de universitaire samenwerking zijn vastgelegd.


Overzicht van de verschillende werkmiddelen van de universitaire samenwerking


a. Bijzondere overeenkomst over de opleidingskosten

De kosten voor de opleiding van studenten uit ontwikkelingslanden aan een Belgische universiteit.

b. Bijzondere overeenkomst over de Noord-acties

Dit zijn alle activiteiten voor ontwikkelingssamenwerking, hoofdzakelijk georganiseerd aan Belgische universiteiten

c. Bijzondere overeenkomst over de eigen initiatieven van de universiteiten

Ontwikkelingsprojecten met een maximale duur van vijf jaar die de onderwijs- en onderzoekscapaciteit in het Zuiden trachten te versterken, met speciale aandacht voor strategische onderzoeksprojecten.

d. Bijzondere overeenkomst over de institutionele universitaire samenwerking

Deze samenwerkingsvorm heeft als doel de onderwijs-, onderzoeks- en administratieve capaciteit van een (beperkt) aantal instellingen in het Zuiden te versterken.

e. Bijzondere overeenkomst over de beurzen

Het programma voor studiebeurzen en stages beheerd door VLIR en ARES. Deze beurzen worden toegekend in het kader van internationale cursussen en stages.
 

VVOB en APEFE


VVOB (Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand) en APEFE (Association pour la Promotion de l'Éducation et de la Formation à l'Étranger) zijn verenigingen zonder winstoogmerk die de institutionele opbouw ondersteunen van overheids- en semi-overheidsinstellingen in ontwikkelingslanden waarmee ze samenwerkingsovereenkomsten hebben afgesloten.

De Belgische ontwikkelingssamenwerking subsidieert hun activiteitenprogramma dat over drie jaar loopt met als doel armoedebestrijding door de institutionele, technische, administratieve en beheerskundige versterking van overheids- en semi-overheidsinstellingen of van multilaterale instellingen gevestigd in een ontwikkelingsland.
 

Belgische wetenschappelijke instellingen


De Belgische ontwikkelingssamenwerking financiert programma’s voor het versterken van de wetenschappelijke en technische capaciteit van wetenschappelijke instellingen in ontwikkelingslanden. Deze programma’s werden opgezet door 3 Belgische wetenschappelijke instellingen van wereldfaam:

Belgische gemeentebesturen


Partnerschappen
tussen de Belgische ontwikkelingssamenwerking en Belgische steden en gemeenten worden geregeld via UVCW,
BRULOCALIS(AVCB/VSGB) en VVSG
 

Vakbondorganisaties


De Belgische ontwikkelingssamenwerking subsidieert sinds 2002 syndicale programma’s die uitgevoerd worden door het Internationaal Syndicaal Vormingsinstituut (ISVI), het Instituut voor Internationale Arbeidsvorming (IIAV) en de Beweging voor Internationale Solidariteit (BIS).

Actiepunten van de samenwerking met de syndicale organisaties (PDF, 602.89 KB)
 

Migrantenverenigingen


De programma's "Migratie en ontwikkeling" beogen de duurzame menselijke ontwikkeling in het Zuiden te bevorderen door aan migranten en aan hun verenigingen de kans te geven een betekenisvolle bijdrage te leveren, zowel op het vlak van kennis als op dat van overdracht van materiële en financiële middelen.

De programma's benadrukken de opbouw van de beheers- en de institutionele capaciteit van de partnerorganisaties in het Zuiden die de dimensie "Migratie en ontwikkeling" in hun eigen programma's en projecten integreren.
 

Sociale en culturele hulp voor studenten uit ontwikkelingslanden


De hulp aan bursalen is onderverdeeld in:


1. De directe sociale hulp:


Deze hulp bestaat voornamelijk uit vergoedingen aan de echtgenoten en kinderen van de bursalen (installatiepremie, maandelijkse kleding- en vakantievergoedingen,...).


2. De indirecte sociaal-culturele hulp, samengesteld uit 2 luiken:


a) De toekenning van subsidies voor de werkingskosten van twaalf erkende onthaaltehuizen en vijf erkende clubs in België

De tehuizen zijn belast met het onthaal, de omkadering en de huisvesting van studenten en stagiairs tijdens hun opleiding in België.

b) De sociale hulp aan andere bursalen

Deze betoelaging is bestemd voor studenten in financiële nood. Hiermee worden studenten uit ontwikkelingslanden bedoeld die in België konden studeren met een beurs (andere dan een DGD-beurs), maar waarvan de beurs werd stopgezet.